De aarde bestaat ongeveer 4,6 miljard Zelforganisatie = het ontstaan van eenheden met nieuwe eigenschappen op
jaar een hoger organisatieniveau
Prokaryoten = eencellige organismen zonder celkern of andere zichtbare
ONTSTAAN VAN ORGANISCHE STOFFEN
organellen
Tijdens chemische evolutie werden de Anaeroob = leven in een milieu zonder zuurstof
stoffen gevormd waaruit de eerste Heterotroof = het verkrijgen van energie uit de opname en afbraak van
eencellige kon ontstaan organische stoffen
Anorganische stoffen zijn opgebouwd uit Cyanobacteriën = bacteriën die in staat zijn tot fotosynthese
kleine eenvoudig gebouwde moleculen Autotrofe organismen hebben uit hun omgeving alleen anorganische stoffen
Organische stoffen zijn afkomstig van nodig
organismen grote ingewikkelde bouw Aeroob = gebruik van beschikbare zuurstof op energierijke organische stoffen
af te breken
ONTWIKKELING VAN HET
ONTSTAAN VAN EUKARYOTEN PROKARYOTEN
Eukaryoten = cellen met een celkern, dubbel Bacteriën en archaea bestaan uit eencelligen zonder celkern
membraan en organellen Prokaryoten = eencelligen zonder celkern of andere door membranen
Endosymbiosetheorie = eukaryoten uit begrensde organellen
prokaryoten ontstaan Archaea kunnen overleven onder extreme milieuomstandigheden
Mitochondriën en chloroplasten zijn ooit vrij
levende bacteriën geweest
EUKARYOTEN
INDELING IN DOMEINEN Onder eukaryoten behoren schimmels, planten en dieren
Schimmels en dieren hebben mitochondriën in hun cellen
Biodiversiteit = verscheidenheid aan
organismen TAXONOMIE
Taxonomen beschrijven, ordenen en benoemen
groepen organismen Stam klasse orden families geslachten soorten
De hoofdindeling van alle levensvormen bestaat Soort = species, geslacht = genus
nu uit drie domeinen : bacteriën, archaea en Geslacht bestaat uit soorten die zich uit eenzelfde voorouder hebben
eukaryoten ontwikkeld
, ARCHAEA BACTERIËN
Archaea hebben geen Bij planten en dieren is elk chromosoom lineair
kernmembraan en bevatten Sommige bacteriën hebben ook plasmiden kleinere circulaire chromosomen
DNA en ribosomen Op plasmiden bevinden zich genen die resistentie kunnen veroorzaken tegen bepaalde
Flagellen dienen aan de gifstoffen
buitenzijde voor DNA ligt zonder bescherming in het cytoplasma waar het gemakkelijk bereikbaar is voor
voortbeweging enzymen
Archaea worden extremofiel Bacteriën planten zich ongeslachtelijk voort door deling
genoemd omdat ze vaak Transformatie = bacteriën kunnen DNA-fragmenten van een gestorven soortgenoot
onder extreme opnemen en gebruiken
omstandigheden worden Conjugatie = als een plasmide via een buis van de ene naar de andere bacterie gaat
aangetroffen Bij transductie brengen virussen DNA over van de ene bacterie naar een andere bacterie
PROKARYOTE
BETEKENIS VOOR DE MENS VIRUSSEN BACTERIOFAGEN
In de natuur ruimen heterotrofe Virussen zijn geen organismen Bacteriofagen = virussoorten die
bacteriën en schimmels de dode rest Virussen hebben geen cytoplasma of bacteriën als gastheer gebruiken
van organismen op kernplasma en er vinden geen Als de bacteriofaag terechtkomt op
Bij genetische modificatie wordt het stofwisselingsprocessen plaats de bacterie dringt het erfelijk
DNA van een organisme veranderd materiaal de bacterie binnen
door de mens