Week 1
Visie t.a.v. training
- Denk niet in losse identiteiten
- De mens is een complex biologisch systeem
- 1 fysieke training is geen training
- Build foundations
Definitie van training
‘Het regelmatig en systematisch toedienen van, in omvang en intensiteit toenemende,
belastingprikkels met de bedoeling het prestatievermogen te laten stijgen’
Prestatiebepalende ‘conditionele’ factoren
- Energievoorziening (endurance)
o Aeroob
o Anaeroob
- Kracht (strength & power)
- Snelheid (speed)
- Coördinatie (agility
- Lenigheid/ beweeglijkheid (flexibility &mobility)
Stap 1: needs analysis
Analyse van de sport
1. Bewegingsanalyse (veel voorkomende bewegingspatornen en hierbij gebruikte spiergroepen)
2. Fysiologische analyse (wat vragen deze bewegingspatronen fysiologisch van het lichaam →
prestatiebepalende factoren)
Analyse van de atleet (testen, trainingsstatus, achtergrond, ervaring)
Doelstelling
Analyse van de sport
1. Welke bewegingen/ acties komen veel voor (koppen, springen, zijwaarts bewegen)
2. Hoe lang duren de diverse acties gemiddeld (%, aantal min., etc.)
3. Welke spiergroepen worden bij bovenstaande bewegingen voornamelijk geactiveerd
4. Welke kracht is hiervoor nodig (veel power of juist krachtuithoudingsvermogen)
5. Welke energie systemen worden er nu aangesproken
Opdracht sportanalyse
- Ga samen in jouw subgroep op zoek naar info over jouw sport (analyse) in een
wetenschappelijke database.
- Maak hierbij onderscheid in de bewegingsanalyse en de fysiologische analyse
- Wedstrijd/ training
Aan het einde van de les 3 verschillende bronnen → volgende week presenteren
,Week 2
Praktisch
Week 3: misschien woensdag 9.00 - 13.45 uur i.p.v. dinsdag
Fysiologie van het uithoudingsvermogen
Hoe komt beweging tot stand
Zorg dat je met onderstaande woorden ene logisch verhaal kunt worden waarin duidelijk wordt hoe
een beweging tot stand komt:
- Spieren
- Contracties
- ATP
- 3 energiesystemen
- Brandstoffen
- Zuurstof
Anatomie hart
Kleine en grote bloedsomloop
- Klein: voorzien van zuurstof
Rechterkamer – longslagader – long haarvaten (diffusie van O2) – longaders – linker
hartboezem
- Grote: zuurstof naar de organen
Linkerkamer – aorta – slagaders – organen – haarvaten (zuurstof en voedingsstoffen afgeven,
koolstofdioxide en afvalstoffen opnemen – onderste holle ader - rechterboezem
,Coronaire circulatie
Kransslagaderen: ontspringen aan de basis van de
aorta
- Rechter kransslagader
- Linker kransslagader: ontspring achter
pulmonalis vertakt naar de apex van het hart,
maar deze heeft ook één tak: ramus circumflex
(draait om het hart heen), die samenkomt aan de
achterkant van het hart met de rechter coronaire
arterie (=circumflex artery)
Coronaire arterie: eindarteriën
Elke arterie/aftakking voorziet een specifiek stukje van het hart
Als er een propje (trombus) in de ader komt, is er geen andere arterie die dat stukje voorziet van
bloed. Het stukje hart komt dan zonder bloed te zitten.
De capillaire dichtheid van de hartspier is heel groot → 300-400 capillaire / mm2
(3-4x zo groot als de capillaire dichtheid van skeletspieren van een topsporter)
Getrainde sporters: gespierde linkerkamer (groot slagvolume)
Prikkelgeleidingssyteem
Het prikkelgeleidingssysteem bestaat uit cellen in de hartspier die het vermogen hebben een
elektrische prikkel snel te geleiden. Deze cellen - in de tekening geel gekleurd - vormen een
netwerkje. Weliswaar kan ook het omringende (vleeskleurige) spierweefsel een elektrische prikkel
doorgeven, maar dat gaat minder snel. Daardoor wordt de prikkel in de meeste gevallen via de
groene banen geleid.
, A. Sinusknoop (bliksemflitsje): start van elektrische prikkel (rechterboezem)
B. AV-knoop: kunnen elektrische prikkel afremmen. Kamers trekken iets later samen dan de
boezems, waardoor het bloed in twee stappen door het hart gaat.
C. Bundel van His: leidt de prikkel naar de linker- en rechter bundeltak
D. Bundeltakken: linker bundeltak splitst zich in fascikels.
E. Purkinje-vezels: spiercellen van beide kamers worden aangezet tot samentrekken
Cardiopulmonair systeem
Deelprocessen:
1. Pulmonaire ventilatie
2. Pulmonaire diffusie
3. Transport O2 en CO2 bloed
4. Capillaire uitwisseling