Leerdoelen Afweermechanismen:
Weten hoe de aangeboren en verworven immuniteit zijn opgebouwd, van welke diverse
afweermechanismen zij gebruik maken en hoe deze mechanismen werken.
Aangeboren immuniteit: de reeks immuun afweermechanismen die alle dieren gemeen
hebben.
Aangeboren immuniteit van invertebraten:
Exoskelet -> fysieke barrière tegen pathogenen
Lysozyme -> chemische barrière tegen pathogenen die met voedsel binnenkomen (In
het verteringsstelsel, het enzym breekt de bacteriële celwand af).
Fagocytose -> het opnemen van pathogenen en dan afbreken.
Aangeboren immuniteit van vertebraten:
1. Barriére verdediging: bestaat uit slijmmembranen en de huid.
Slijmmembranen omlijnen verterings-, ademhalings-, urine- en voortplantingswegen die mucus
produceren. De mucus vangt de pathogenen en andere deeltjes op.
Lysozyme (in tranen), speeksel en mucus secreties vernietigen celwanden van verdachte bacteriën.
2. Cellulaire aangeboren verdediging: fagocyterende cellen die afhankelijk zijn van
verschillende typen receptoren.
Je hebt toll-like receptors (TLR), die binden aan fragmenten van moleculen die karakteristiek zijn
voor een set van pathogenen.
Twee hooftypen van fagocyterende cellen zijn neutrofielen en macrofagen, zie voor werking 2
leerdoelen verder.
Verworven (adaptive) immuniteit: een set van moleculaire en cellulaire verdediging die
alleen wordt gevonden in vertebraten.
Verworven immuniteit vindt dus alleen plaats bij vertebraten.
Bij adaptieve/verworven immuniteit is moleculaire herkenning afhankelijk van een
enorm arsenaal aan receptoren, die elk een kenmerk herkennen dat doorgaans alleen op
een bepaald pathogeen wordt aangetroffen. Als gevolg vinden herkenning en respons in
adaptieve immuniteit plaats met opmerkelijke specificiteit.
Het adaptieve immuunrespons wordt geactiveerd na het aangeboren immunsysteem
en ontwikkelt minder snel.
In tegenstelling tot aangeboren immuniteit is verworven immuniteit versterkt door
eerdere blootstelling aan het pathogeen.
Trigger voor adaptieve immuniteit:
Weten hoe de aangeboren en verworven immuniteit zijn opgebouwd, van welke diverse
afweermechanismen zij gebruik maken en hoe deze mechanismen werken.
Aangeboren immuniteit: de reeks immuun afweermechanismen die alle dieren gemeen
hebben.
Aangeboren immuniteit van invertebraten:
Exoskelet -> fysieke barrière tegen pathogenen
Lysozyme -> chemische barrière tegen pathogenen die met voedsel binnenkomen (In
het verteringsstelsel, het enzym breekt de bacteriële celwand af).
Fagocytose -> het opnemen van pathogenen en dan afbreken.
Aangeboren immuniteit van vertebraten:
1. Barriére verdediging: bestaat uit slijmmembranen en de huid.
Slijmmembranen omlijnen verterings-, ademhalings-, urine- en voortplantingswegen die mucus
produceren. De mucus vangt de pathogenen en andere deeltjes op.
Lysozyme (in tranen), speeksel en mucus secreties vernietigen celwanden van verdachte bacteriën.
2. Cellulaire aangeboren verdediging: fagocyterende cellen die afhankelijk zijn van
verschillende typen receptoren.
Je hebt toll-like receptors (TLR), die binden aan fragmenten van moleculen die karakteristiek zijn
voor een set van pathogenen.
Twee hooftypen van fagocyterende cellen zijn neutrofielen en macrofagen, zie voor werking 2
leerdoelen verder.
Verworven (adaptive) immuniteit: een set van moleculaire en cellulaire verdediging die
alleen wordt gevonden in vertebraten.
Verworven immuniteit vindt dus alleen plaats bij vertebraten.
Bij adaptieve/verworven immuniteit is moleculaire herkenning afhankelijk van een
enorm arsenaal aan receptoren, die elk een kenmerk herkennen dat doorgaans alleen op
een bepaald pathogeen wordt aangetroffen. Als gevolg vinden herkenning en respons in
adaptieve immuniteit plaats met opmerkelijke specificiteit.
Het adaptieve immuunrespons wordt geactiveerd na het aangeboren immunsysteem
en ontwikkelt minder snel.
In tegenstelling tot aangeboren immuniteit is verworven immuniteit versterkt door
eerdere blootstelling aan het pathogeen.
Trigger voor adaptieve immuniteit: