Paragraaf 1
Na afloop van de eerste wereldoorlog werd de Republiek van Weimar uitgeroepen;
De sociaaldemocratische regering moest de wapenstilstand tekenen, terwijl het
keizerrijk de oorlog begon
Er was weinig vertrouwen in de leiders van de republiek
Slechte economie vanwege de oorlog, nu ook door herstelbetalingen en verlies
grondgebieden lijden
Er was dus veel tegenstand;
De communisten deden alleen mee voor de propaganda; de KPD hoopte op een
revolutie en wilden alle macht.
Nationalisten en conservatieven wilden keizerrijk terug met minder macht partijen en
grote macht voor henzelf. Zij dachten zo meer invloed te hebben en geloofden dat de
oorlog wel gewonnen had kunnen worden maar dat dit door socialisten verpest was
(Dolkstootlegende).
Teleurgestelde soldaten sluiten zich aan bij communisten, fascisten en
conservatieven; gaven de parlementaire democratie alle schuld.
Op deze manier kreeg de regering de schuld van alles; de nederlaag van de oorlog, de Vrede
van Versailles (1919) en de slechte economie.
Dit kwam onder andere door hyperinflatie; door de achterstand van betalingen kwamen er
stakingen tegen het bezette Ruhrgebied, maar de lonen van de arbeiders werden
doorbetaald. Hiervoor moest veel geld bijgedrukt worden en dat leidde tot enorme inflatie.
Halverwege de jaren 20 bloeide de Duitse economie weer;
Verzoeningspolitiek met Frankrijk (1925)
Het Dawesplan (1924); Charles Dawes liet de aflossing gekoppeld aan de toestand
van de economie en de VS ging leningen verstrekken om te helpen.
Paragraaf 2
De Amerikaanse Beurskrach in oktober 1929; de aandelen in NY daalden sterk in waarde,
waardoor er talloze faillissementen ontstonden, daling van productie en grote
werkeloosheid. Hierdoor vroeg de VS haar leningen terug; nog meer bedrijven gaan failliet.
Dit loopt uit in een politieke crisis; eerdere partijen waren niet met oplossingen
gekomen, zij vielen uiteen in 1930 er ontstaat een regering met
noodverordeningen. De Rijkskanselier en president hadden de macht.
De NSDAP profiteert; Hitler belooft welvaart, nationale eenheid en ongedaan maken
van het Verdrag van Versailles.
- Fascisme; negatief, belang eigen groep voorop, erg nationalistisch, willen
corporatieve staat in beroepsgroepen, mensen zijn ongelijk, er is 1 leider,
beheersen cultuuruitingen, verheerlijking van de daad en vrouwen moesten
huishouden en veel kinderen krijgen.
- Volgens de rassenleer waren er 3 rassen; het Arische hoogwaardige, de
minderwaardigen (slaven) en de verderfelijke (Joden).
- Hitler wilde alle Duitsers in 1 rijk en vervolgens Lebensraum veroveren.