Lichamelijk onderzoek – Volledig
Algemeen onderzoek/indruk
Algemene indruk
Kijken naar gemoedstoestand (opgewonden, angstig) en opvallende aspecten van
psychische gesteldheid (agressief, depressief etc.). ook al kijken of patiënt goed
georiënteerd is.
Bewustzijnsgraad
Van helder tot comateus.
Uitdroging
Tekenen zijn verminderde weefselspanning van de huid (turgor), droog mondslijmvlies en
orthostatische hypotensie en ingezonken ogen.
Huidturgor bekijken door tussen duim en wijsvinger een huidplooi op te nemen, vervolgens
los te laten en te kijken hoe snel plooi weer verstrijkt. Bij ouderen kan je dit het best meten
op het sternum of boven clavicula.
Bij uitdroging vermindert de speekselsecretie, men heeft een kurkdroge tong.
Orthostatische hypotensie door bloeddruk in liggende houding en een minuut na opstaan.
Huidskleur
ACIDOT
Er wordt altijd gekeken naar bleekheid door anemie, cyanose en icterus.
Een bleke huid hoeft niet altijd door anemie te komen, kan ook door vasoconstrictie op
persoon zelf komen. Daarom altijd kijken waar dermis dun is, zoals tong, lippen,
mondslijmvlies en nagelbed.
Cyanose is een paars-blauwe kleuring door een te hoog deoxyhemoglobine, het is zichtbaar
bij 3 mmol/l of meer. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen perifere en centrale
cyanose. Perifeer komt door overmatige extractie van zuurstof uit het bloed in perifere
weefsels (verminder hmv, stase door veneuze stuwing). De cyanose is vooral zichtbaar aan
de huid van de acra (vingers, tenen, neuspunt). Bij centrale cyanose is het gehalte in het
arteriële bloed te hoog. Oorzaak is gelegen in hart of longen (diffusiestoornis, hypoventilatie).
Onderscheid tussen perifeer wordt gemaakt door inspectie van tong en slijmvlies: zijn bij
centraal wel cyanotisch en bij perifeer niet.
Icterus is een gele verkleuring van huid-slijmvliezen en sclera door ophoping van bilirubine.
Boven 30 micromol/l is het waarneembaar. De gele verkleuring is het eerst te zien in de
sclera. Het is altijd het best te zien bij daglicht.
Ademhaling
Spontane ademhaling observeren het liefst zonder dat patiënt het door heeft. Er moeten
enkele variabelen geobserveerd worden:
- Frequentiegeteld wordt tenminste gedurende een halve minuut, het best tijdens het
voelen van de pols. Normaal is 14-20 per minuut. Bij dyspneu is de frequentie
verhoogd (tachypneu), te laag is bradypneu(zoals bij intracranieel process of
sederende middelen als morfine);
- Diepteoppervlakkig als het pijn veroorzaakt. Hyperpneu/hyperventilatie is een
ademhaling die dieper is en meestal ook gepaard gaat met een hogere frequentie. Dit
komt voor bij o.a. inspanning, koorts, longembolie. Kussmaukademhaling is
hyperpneu bij diabetische ketoacidose. ;