Samenvatting didactiek & pedagogiek Tentamen
Introductie DP
De drie betekenis gebieden
Motoriek: Het vermogen om te bewegen en de uitvoer van bewegen.
Cognitie: Het vermogen om na te denken (denkvermogen/verstandelijke vermogen).
Sociaal-emotioneel: Het gedrag van kinderen, eerlijk zijn, egocentrisme, moeite met de
complexe emotie van winst en verlies.
SMART-doelen
Specifiek: duidelijk en concreet beschreven (4 van de 10) of (contralaterale worp)
Meetbaar: je moet je doel kunnen controleren (worp over 15 meter)
Acceptabel: Haalbaar en aantrekkelijk (alleen met links scoren)
Realistisch: Realistisch, reeël voor de doelgroep (geen OS limiet)
Tijdsgebonden: wanneer kunnen ze dit (aan het einde van de les)
Motorische ontwikkeling
Motometrie
De kwantiteit van bewegen
Geeft indruk van motoriek in relatie tot de kalenderleeftijd
o Wat kan een leerling van 12 jaar oud?
Beoordeling van hetgeen wat er bereikt is
o Als je een mijlpaal bereikt hebt, kun je niet terug vallen
o Vb. fietsen of lopen
Motorische mijlpalen
Motoscopie
Kwaliteit van bewegen
Beoordeling van manier waarop een vaardigheid wordt uitgevoerd
o Door: observeren, analyseren en beschrijven
o Vragen: hoe verloopt een beweging
o Waarom verloopt een beweging zo?
Verandering in motorisch gedrag
Kwantitatief: snelheid, staplengte, hoger springen, ect.
Kwalitatief: nieuwe bewegingspatronen binnen een motorische vaardigheid aanleren
Fasen van verandering van motorisch gedrag
1 Regulatie
Vergroten van de controle van bewegingshandeling
Automatiseren
Vb. bal gooien naar jongleren
2 Coördinatie
Verschillende onderdelen van de beweging worden beter op elkaar afgestemd
Meerdere fundamentele taken tegelijker tijd kunnen uitvoeren
Vb. Basketbal of lopen, springen, wendsprong of koprol vanuit loop
3 Modularisatie
Routinematig werken
De beweging wordt een routine, een automatisch verlopend geheel
Vb. fietsen of auto rijden of jongleren op een balance board
Fundamenteel motorische taken (2-6 jaar)
, Locomotie: activiteiten waarbij de deelnemer zich voortbeweegt
Locomotie
Fundamentele motorische taak Gemiddelde leeftijd bij normale ontwikkeling + patroonomschrijving
Lopen 1-3 jaar: romp naar voren gebogen en armen gebogen voor romp
voetafwikkeling hak naar teen en armen zwaaien tegendraads mee
Hardlopen 1,5 – 6 jaar: kleine buigingen knie met platte voetplaatsing en geen
ondersteuningsarmen kniebuigingen maximaal, hak naar teen afzet en
ondersteuning armen
Tussen 7 en 11 jaar neemt de prestatie met 20% toe
Springen 4 jaar – 11 jaar: staande breedte sprong (gem. 102cm) – staande
breedtesprong (gem. 142cm)
Hinkelen e.d. Hinkelen
2 jaar: niet tot nauwelijks
3 jaar: 5-8 huppen
4 jaar: 10 huppen (meisjes beter dan jongens)
5 jaar: huppelen / galopperen
9 jaar: ongeveer 15 meter hinkelen
Zwemmen 3 maanden – 7 jaar: babyzwemmen / watergewenning – diploma A & B
klimmen Vanaf 2 jaar: traplopen met beide voeten op elke tree gaan staan
Manipulatie: je manipuleert een voorwerp bijvoorbeeld een bal
manipulatie
Fundamentele motorische taak Gemiddelde leeftijd bij normale ontwikkeling + patroonomschrijving
werpen Stadium !: 2-3 jaar. bal wordt gegooid met de onderarm, de voeten blijven
op hun plaats, het lichaam roteert niet.
Stadium II: 3,5 – 5 jaar. Toevoeging van rompdraaiing tijdens de worp
Stadium III: 5-6 jaar: Toevoeging van homolaterale stap
Stadium IV: vanaf 6,5 jaar: verschuiving van gewicht naar één been,
tegelijkertijd draaiing in de romp (naar rechts). Hierna volgt een
contralaterale stap en een rompdraaiing naar links, daarna een horizontale
aantrekking van de arm en een strekking van de ellenboog
vangen 3 jaar – 6 jaar: minimale vorm met beide armen geheel bal onder controle
krijgen – 63% kan redelijk met beide handen een tennisbal vangen
Stabiliteit: balanceren, zowel statisch als dynamisch
Dynamisch: lopen over een smalle balk
Statisch: stilstaan op 1 been
stabiliteit
Fundamentele motorische taak Gemiddelde leeftijd bij normale ontwikkeling + patroonomschrijving
balanceren = basale component voor de meeste grondmotorische taken. Zeer
afhankelijk van de balanceertaak. Bij onderzoek scoren oudere kinderen
soms slechter dan jongere kinderen. Meisjes lijken beter dan jongens,
maar bij jongens beter vanaf 12. Gemiddeld kan een basis balanceertaak
vanaf 7 jaar worden uitgevoerd
Piramide van Netelenbos
Introductie DP
De drie betekenis gebieden
Motoriek: Het vermogen om te bewegen en de uitvoer van bewegen.
Cognitie: Het vermogen om na te denken (denkvermogen/verstandelijke vermogen).
Sociaal-emotioneel: Het gedrag van kinderen, eerlijk zijn, egocentrisme, moeite met de
complexe emotie van winst en verlies.
SMART-doelen
Specifiek: duidelijk en concreet beschreven (4 van de 10) of (contralaterale worp)
Meetbaar: je moet je doel kunnen controleren (worp over 15 meter)
Acceptabel: Haalbaar en aantrekkelijk (alleen met links scoren)
Realistisch: Realistisch, reeël voor de doelgroep (geen OS limiet)
Tijdsgebonden: wanneer kunnen ze dit (aan het einde van de les)
Motorische ontwikkeling
Motometrie
De kwantiteit van bewegen
Geeft indruk van motoriek in relatie tot de kalenderleeftijd
o Wat kan een leerling van 12 jaar oud?
Beoordeling van hetgeen wat er bereikt is
o Als je een mijlpaal bereikt hebt, kun je niet terug vallen
o Vb. fietsen of lopen
Motorische mijlpalen
Motoscopie
Kwaliteit van bewegen
Beoordeling van manier waarop een vaardigheid wordt uitgevoerd
o Door: observeren, analyseren en beschrijven
o Vragen: hoe verloopt een beweging
o Waarom verloopt een beweging zo?
Verandering in motorisch gedrag
Kwantitatief: snelheid, staplengte, hoger springen, ect.
Kwalitatief: nieuwe bewegingspatronen binnen een motorische vaardigheid aanleren
Fasen van verandering van motorisch gedrag
1 Regulatie
Vergroten van de controle van bewegingshandeling
Automatiseren
Vb. bal gooien naar jongleren
2 Coördinatie
Verschillende onderdelen van de beweging worden beter op elkaar afgestemd
Meerdere fundamentele taken tegelijker tijd kunnen uitvoeren
Vb. Basketbal of lopen, springen, wendsprong of koprol vanuit loop
3 Modularisatie
Routinematig werken
De beweging wordt een routine, een automatisch verlopend geheel
Vb. fietsen of auto rijden of jongleren op een balance board
Fundamenteel motorische taken (2-6 jaar)
, Locomotie: activiteiten waarbij de deelnemer zich voortbeweegt
Locomotie
Fundamentele motorische taak Gemiddelde leeftijd bij normale ontwikkeling + patroonomschrijving
Lopen 1-3 jaar: romp naar voren gebogen en armen gebogen voor romp
voetafwikkeling hak naar teen en armen zwaaien tegendraads mee
Hardlopen 1,5 – 6 jaar: kleine buigingen knie met platte voetplaatsing en geen
ondersteuningsarmen kniebuigingen maximaal, hak naar teen afzet en
ondersteuning armen
Tussen 7 en 11 jaar neemt de prestatie met 20% toe
Springen 4 jaar – 11 jaar: staande breedte sprong (gem. 102cm) – staande
breedtesprong (gem. 142cm)
Hinkelen e.d. Hinkelen
2 jaar: niet tot nauwelijks
3 jaar: 5-8 huppen
4 jaar: 10 huppen (meisjes beter dan jongens)
5 jaar: huppelen / galopperen
9 jaar: ongeveer 15 meter hinkelen
Zwemmen 3 maanden – 7 jaar: babyzwemmen / watergewenning – diploma A & B
klimmen Vanaf 2 jaar: traplopen met beide voeten op elke tree gaan staan
Manipulatie: je manipuleert een voorwerp bijvoorbeeld een bal
manipulatie
Fundamentele motorische taak Gemiddelde leeftijd bij normale ontwikkeling + patroonomschrijving
werpen Stadium !: 2-3 jaar. bal wordt gegooid met de onderarm, de voeten blijven
op hun plaats, het lichaam roteert niet.
Stadium II: 3,5 – 5 jaar. Toevoeging van rompdraaiing tijdens de worp
Stadium III: 5-6 jaar: Toevoeging van homolaterale stap
Stadium IV: vanaf 6,5 jaar: verschuiving van gewicht naar één been,
tegelijkertijd draaiing in de romp (naar rechts). Hierna volgt een
contralaterale stap en een rompdraaiing naar links, daarna een horizontale
aantrekking van de arm en een strekking van de ellenboog
vangen 3 jaar – 6 jaar: minimale vorm met beide armen geheel bal onder controle
krijgen – 63% kan redelijk met beide handen een tennisbal vangen
Stabiliteit: balanceren, zowel statisch als dynamisch
Dynamisch: lopen over een smalle balk
Statisch: stilstaan op 1 been
stabiliteit
Fundamentele motorische taak Gemiddelde leeftijd bij normale ontwikkeling + patroonomschrijving
balanceren = basale component voor de meeste grondmotorische taken. Zeer
afhankelijk van de balanceertaak. Bij onderzoek scoren oudere kinderen
soms slechter dan jongere kinderen. Meisjes lijken beter dan jongens,
maar bij jongens beter vanaf 12. Gemiddeld kan een basis balanceertaak
vanaf 7 jaar worden uitgevoerd
Piramide van Netelenbos
