Verpleegtechnisch handelen
Training 1
- De student past de basiskennis omtrent het uitvoeren van een venapunctie toe,
zodanig dat de student volgens protocol en op een veilige en goede manier een
venapunctie uit kan voeren.
- De student benoemt indicaties voor een venapunctie, zodanig dat de student kan
beredeneren wanneer een venapunctie noodzakelijk kan zijn.
- De student benoemt welke venen (op welke plaatsen) geschikt zijn voor het
uitvoeren van een venapunctie voor bloedafname, zodanig dat de student een
geschikte punctieplaats kan bepalen.
- De student benoemt wat kritieke punten zijn bij het uitvoeren van een venapunctie,
zodanig dat de student weet waar hij/zij tijdens de handeling op moet letten.
- De student benoemt (mogelijke) complicaties die kunnen optreden als gevolg van
venapunctie voor bloedafname, benoemt wat hij/zij kan doen om deze complicaties
te voorkomen en benoemt wat hij/zij moet doen als ze toch optreden, zodanig dat de
student in staat is om complicaties te voorkomen en/of hiernaar te handelen.
Bij een venapunctie wordt de ader aangeprikt met als doel om bloed op te vangen voor
onderzoek. De werking van een gesloten vacuümsysteem en een bloedbuis berust op de
aanwezigheid van onderdruk in de bloedbuis. Elk type buis kent een bepaalde onderdruk,
waardoor de hoeveelheid bloed die in de buis stroomt per buis kan verschillen.
Het vacuümsysteem bestaat uit een holle naaldhouder waar een bloedbuis in past en een
dubbelzijdige naald met een schroefdraad in het midden. De dubbelzijdige naald heeft
aan de ene zijde een veiligheidsnaald.
Voor verschillende bloedonderzoeken worden verschillende bloedbuizen gebruikt,
variërend in grootte en dopkleur. De combinatie van bloedonderzoeken bepaald hoeveel
en welke buizen moeten worden gebruikt. Elke dopkleur geeft aan voor welk
bloedonderzoek de buis geschikt is.
- Lichtblauwe dop Bevat: citraat. Wordt gebruikt voor onderzoek naar de
bloedstolling.
- Oranje/gele dop Bevat: serum en gel. Wordt gebruikt voor bloedonderzoek naar
antistoffen en andere eiwitten, vaak in relatie tot de aanwezigheid van virussen en
bacteriën.
- Rode dop Bevat: serum. Wordt gebruikt voor onderzoek naar antistoffen en
eiwitten.
- Lichtgroene dop Bevat: heparine. Wordt gebruikt voor onderzoeken naar
bijvoorbeeld cholesterol, CRP en hormonen.
- Donkergroene dop Bevat: heparine. Groter dan de lichtgroene dop.
- Paarse dop Bevat: EDTA. Wordt gebruikt om de verschillende cellen die in het
bloed voorkomen te onderzoeken.
- Grijze dop Bevat: natriumfluoride. Wordt gebruikt om het bloed langer te kunnen
bewaren voor een glucosetest.
De meest voorkomende bloedtesten zijn:
- BSE of bezinking Kijken of er ontstekingen zijn.
- CRP Stelt vast of er een ontsteking is en de mate ervan.
- Hb Algemene indruk van de gezondheid en kijkt heel specifiek naar bloedarmoede.
- Glucose bloedtest Bloedsuikerspiegel.
- T4 De werking van de schildklier.
- PSA Afwijkingen aan de prostaat.
Volgorde: