Les 2:
Samenvatting: “Van leertheorie naar onderwijspraktijk” blz. 75 – 99:
Behavioristische leertheorie = Leertheorie waarbij gekeken wordt hoe externe factoren het
leergedrag beïnvloeden.
Introspectie = systematische zelfobservatie.
Onderdeel ‘bewustzijnspsychologie’ -werd als erg subjectief ervaren.
Waarneembaar gedrag = Gedrag dat objectief waarneembaar is. Het bewustzijn is geen
waarneembaar gedrag, omdat het subjectief is.
Stimulus = Prikkel die van buiten op een organisme inwerkt.
Respons = Reactie op de stimulus.
Bij het behaviorisme wordt er vanuit gegaan dat de mens in hoge mate kneedbaar is.
Bij het behavioristisch onderzoek worden vaak dieren gebruikt. Dieren kunnen begrijpen taal niet en
zijn daardoor objectiever om te onderzoeken dan mensen.
Drie leertheoretische principes:
1. Klassiek conditioneren:
Bepaalde respons volgt van nature op bepaalde stimulus.
(Bijv. kwijlen bij het zien van voedsel. Deze respons is aangeboden; een reflex).
Emotioneel leren wordt het ook wel genoemd.
Nieuwe stimuli koppelen aan bestaande reflexmatige responsen.
Emotioneel leren, omdat emoties, zoals angst, aangeleerd kunnen zijn. Middels
klassiek conditioneren zijn deze emoties weer af te leren.
Stimulusgeneralisatie = Dat als iemand bijv. bang is voor artsen (met witte jassen) hij ook
bang is voor niet-artsen in witte jassen, zoals apothekers.
Stimulusdiscriminatie = Omgekeerde van generalisatie. Iemand is bijv. op gegeven
moment alleen nog voor grote spinnen bang.
Ongeconditioneerde stimulus = stimulus die van nature een respons uitlokt.
Geconditioneerde stimulus = stimulus waarvan in de loop der tijd een bepaalde
respons aan is gekoppeld.
Ongeconditioneerde respons = Aangeboren reactie op een bepaalde stimulus.
Geconditioneerde respons = Respons die volgt op een geconditioneerde stimulus.
De drie leerwetten (van Thorndike)
1. Wet van herhaling Des te vaker een bepaalde actie tot een bepaald resultaat leidt;
des te groter is de kans dat er een verband gelegd wordt.
-Kat die in de loop der tijd ontdekt dat aan het touwtje trekken vis oplevert.
2. Wet van respons Het effect van de respons bepaalt de sterkte van het verband
tussen de respons en stimulus.
-De kat zal vaker aan het touw trekken als de beloning vis is dan wanneer het bijv. een
baksteen is.
3. Wet van bereidheid De respons op een stimulus is afhankelijk van de staat van het
organisme.
- Een hongerig kat reageert anders op een vis als beloning dan een kat die vol zit.
Samenvatting: “Van leertheorie naar onderwijspraktijk” blz. 75 – 99:
Behavioristische leertheorie = Leertheorie waarbij gekeken wordt hoe externe factoren het
leergedrag beïnvloeden.
Introspectie = systematische zelfobservatie.
Onderdeel ‘bewustzijnspsychologie’ -werd als erg subjectief ervaren.
Waarneembaar gedrag = Gedrag dat objectief waarneembaar is. Het bewustzijn is geen
waarneembaar gedrag, omdat het subjectief is.
Stimulus = Prikkel die van buiten op een organisme inwerkt.
Respons = Reactie op de stimulus.
Bij het behaviorisme wordt er vanuit gegaan dat de mens in hoge mate kneedbaar is.
Bij het behavioristisch onderzoek worden vaak dieren gebruikt. Dieren kunnen begrijpen taal niet en
zijn daardoor objectiever om te onderzoeken dan mensen.
Drie leertheoretische principes:
1. Klassiek conditioneren:
Bepaalde respons volgt van nature op bepaalde stimulus.
(Bijv. kwijlen bij het zien van voedsel. Deze respons is aangeboden; een reflex).
Emotioneel leren wordt het ook wel genoemd.
Nieuwe stimuli koppelen aan bestaande reflexmatige responsen.
Emotioneel leren, omdat emoties, zoals angst, aangeleerd kunnen zijn. Middels
klassiek conditioneren zijn deze emoties weer af te leren.
Stimulusgeneralisatie = Dat als iemand bijv. bang is voor artsen (met witte jassen) hij ook
bang is voor niet-artsen in witte jassen, zoals apothekers.
Stimulusdiscriminatie = Omgekeerde van generalisatie. Iemand is bijv. op gegeven
moment alleen nog voor grote spinnen bang.
Ongeconditioneerde stimulus = stimulus die van nature een respons uitlokt.
Geconditioneerde stimulus = stimulus waarvan in de loop der tijd een bepaalde
respons aan is gekoppeld.
Ongeconditioneerde respons = Aangeboren reactie op een bepaalde stimulus.
Geconditioneerde respons = Respons die volgt op een geconditioneerde stimulus.
De drie leerwetten (van Thorndike)
1. Wet van herhaling Des te vaker een bepaalde actie tot een bepaald resultaat leidt;
des te groter is de kans dat er een verband gelegd wordt.
-Kat die in de loop der tijd ontdekt dat aan het touwtje trekken vis oplevert.
2. Wet van respons Het effect van de respons bepaalt de sterkte van het verband
tussen de respons en stimulus.
-De kat zal vaker aan het touw trekken als de beloning vis is dan wanneer het bijv. een
baksteen is.
3. Wet van bereidheid De respons op een stimulus is afhankelijk van de staat van het
organisme.
- Een hongerig kat reageert anders op een vis als beloning dan een kat die vol zit.