Bachelor Social Work DT
, 2
Inhoud
Vraag 1: Beschrijf een eigen moreel dilemma in relatie tot het begrip ‘helpen’ en SW..........................3
Bespreking van de casus aan de hand van de theorieën van Kohlberg (1976) en Gilligan (1982)......3
Vraag 2: Citeer vanuit de actualiteit een filosofische vraag met betrekking tot sociaal werk en
armoede. Beschrijf wat de achterliggende filosofische thematiek is.......................................................4
Vraag 3: Bespreek een casus met de 3 normatieve theorieën en je eigen levensbeschouwing................5
Vraag 4: Beschrijf de drie verschillende typen normatieve theorie in relatie tot de begrippen geluk,
zorg en moed..........................................................................................................................................6
Gevolgenethiek: Geluk.......................................................................................................................6
Deugdethiek: Zorg..............................................................................................................................6
Plichtethiek: Moed..............................................................................................................................7
Vraag 5: Beschrijf je levensbeschouwing (socialisatie en religieus) in een 10-tal zinnen en verbindt
deze met je rol als Social Worker en het begrip verwondering...............................................................7
Vraag 6: Beschrijf de rol van filosofie in relatie tot de hulpverlening met gebruik van de termen:
waarnemen, paradigma, aandacht, empathie en compassie.....................................................................8
Vraag 7: Beschrijf een eigen voorbeeld uit haar SW praktijk rond ‘scheppende verantwoordelijkheid’
en legitimeert haar actie m.b.v. een de 3 normatieve ethieken................................................................9
Vraag 8: Beschrijf in 10 zinnen de verantwoordelijkheid bij Levinas en geeft een aantal kritische
noties bij deze toepassing.......................................................................................................................9
Kritische noties op Levinas...............................................................................................................10
Vraag 9: Beschrijft aan de hand van een eigen casus hoe je omgaat met de morele waarden positieve
en negatieve vrijheid.............................................................................................................................10
Negatieve vrijheid.............................................................................................................................10
Positieve vrijheid..............................................................................................................................10
Vraag 10: Schrijf een afsluitend betoog over de denker uit deze module die je, met het oog op de
hulpverlening, het meest aanspreekt.....................................................................................................11
Referenties............................................................................................................................................12