Module 1 – Onderdelen statistisch onderzoek
- Keuzemethode van onderzoek afhankelijk van:
➢ Onderzoeksontwerp (tijdreeks, cross sectie, panel)
➢ Steekproefontwerp (aselect, gestratificeerd, cluster)
➢ Meetniveau = schaal waarop variabelen worden gemeten (informatie inhoud)
▪ Nominaal = ≠ kwalitatief staafdiagram, cirkeldiagram, frequentietabel
▪ Ordinaal = ≠ < > kwalitatief “ … “ - schaal nauwelijks:intens
▪ Interval = ≠ < > + - kwantitatief histogram, boxplot, kengetallen - cijfer 1:10
▪ Ratio = ≠ < > + - x / kwantitatief histogram, boxplot, tabel met kengetallen
➢ Complexiteit analyse (hoeveelheid variabelen)
▪ Univariatie (1), bivariatie (2), multivariatie (meer)
➢ Overige (communicatie, politiek, middelen)
- Veronderstellingen empirisch onderzoek
➢ Er bestaat een te kennen werkelijkheid
➢ De werkelijkheid zodanig gestructureerd en stabiel en dat ze zinvol gekend kan worden
➢ Regelmatigheden in waarnemingsuitkomsten worden verondersteld ‘iets’ te zeggen over de
achterliggende causale mechanismen
- Causaal relatieschema = model dat relaties tussen variabelen weergeeft
➢ Conceptueel; theoretische grootheden of empirisch; waarneembare grootheden
➢ Causaliteit = subjectief: verandering X leidt tot verandering Y wanneer overige constant
➢ Statistische samenhang = objectief: gezamenlijke uitkomsten hebben systematisch patroon
- Formuleren onderzoekshypothesen
➢ Publicaties volgens vast patroon afhankelijk van meetniveaus variabelen
- Causale basispatronen
➢ Doel/verklarende variabelen: variabele waar andere variabele vanaf hangen
➢ Direct effect X → Y of indirect effect X → A → Y (A = interveniërende/mediërende)
➢ Gezamenlijke oorzaak: één variabele direct effect of twee andere
➢ Interactie-effecten wanneer modererende variabele invloed op verklarende
➢ Wederkerigheid: variabelen beïnvloeden elkaar over-en-weer = simultane relatie
- Rol van modellen in onderzoek
➢ Geven gestructureerde samenvatting van een theorie, helpt bij begrijpen
➢ Instrument van het uitvoeren empirische analyse
➢ Model = abstract (alleen essentiële kenmerken werkelijkheid, formeel (geen vaagheid) en
subjectief (concepten en relaties zijn veronderstelde entiteiten)
- Visualisatie beschrijven
➢ Groot/klein deel is …
➢ Verdeling is links/rechts scheef, symmetrisch, bell vorming
➢ Unimodal: 1 piek of bimodal: twee pieken
Module 2 – Populatie en steekproef, beschrijvende analyse en statistisch schatten
- Populatie = geheel eenheden waar onderzoek betrekking op heeft - lastig om af te bakenen
- Steekproef = verzameling uit populatie waarmee je onderzoek doet
- Representatief: beoordeeld kwaliteit – in hoeverre steekproef vergelijkbaar populatie
- Steekproefvariatie: niet-systematisch (sampling error) of systematisch (biases)
➢ Willen systematische steekproeffouten begrijpen en voorkomen
- Inferentiële statistiek = uitspraak over populatie a.d.h.v. steekproef