Oefenvragen HC 1 OVVO 2015-2016
• DE BELANGRIJKSTE RESULTATEN UIT LPZ 2014 KUNNEN BENOEMEN
• HET VERSCHIL TUSSEN ONDERVOEDING EN EEN RISICO OP
ONDERVOEDING KUNNEN BESCHRIJVEN (DEFINITIES)
• MECHANISMEN VAN HET ONTSTAAN EN DE GEVOLGEN VAN ONDERVOEDING
OP HET LICHAAM KUNNEN UITLEGGEN
• VERSCHILLENDE TYPEN VAN ONDERVOEDING KUNNEN VERKLAREN
1. Wat is de prevalentie van ondervoeding in ziekenhuizen in NL anno 2014?
20-40%
2. Wat is de prevalentie van ondervoeding in ziekenhuizen in NL anno 2014
van pasgeborenen die opgenomen worden in ziekenhuizen?
8-79%
3. Welke afdelingen binnen ziekenhuizen hebben een prevalentie boven 15%?
Verpleeghuisafdeling en psychogeriatrie
4. Welke ziektebeelden hebben een prevalentie van ondervoeding boven
15%?
Ziekten van ademhalingsstelsel, dementie, hart en vaatziekte, CVA, ziekte
van spijsvertering, huidziektes, botspierstelsel en bindweefsel ziektes
5. Wat is de prevalentie van het risico op ondervoeding in WZW volgens LPZ
in 2014?
18,8 %
6. Wat is de prevalentie van het risico op ondervoeding in AGZ volgens LPZ in
2015?
14,3%
7. Wat is de definitie van ondervoeding?
Een cliënt heeft ondervoeding als hij of zij voldoet aan 1 van de volgende 2
criteria: 1. een BMI kleiner dan 18,5 (clienten van 65 of jaar ouder een BMI
kleiner of gelijk aan 20,0)
2. onbedoeld gewichtsverlies van meer dan 10% in laatste 6 maanden of
meer dan 5% in de laatste maand.
8. Wat is de definitie van risico op ondervoeding?
Een client heeft een risico op ondervoeding als hij of zij in de laatste 6
maanden onbedoeld 5-10% gewicht verloren heeft.
9. Wat is de definitie van ondervoeding van ESPEN uit 2011 en ELIA 2000.
2011: Ondervoeding is een subacute of chronische toestand van een
inadequate voedselopname, waarin een combinatie van verschillende mate
van over- of ondervoeding en inflammatoire activiteit hebben geleid tot een
verandering in de lichaamssamenstelling en verminderde functie.
2000: Ondervoeding kan worden gedefinieerd als "een voedingstoestand
waarbij een tekort of overmaat (of onbalans) energie, eiwitten en andere
voedingsstoffen veroorzaakt meetbare nadelige effecten op weefsel /
• DE BELANGRIJKSTE RESULTATEN UIT LPZ 2014 KUNNEN BENOEMEN
• HET VERSCHIL TUSSEN ONDERVOEDING EN EEN RISICO OP
ONDERVOEDING KUNNEN BESCHRIJVEN (DEFINITIES)
• MECHANISMEN VAN HET ONTSTAAN EN DE GEVOLGEN VAN ONDERVOEDING
OP HET LICHAAM KUNNEN UITLEGGEN
• VERSCHILLENDE TYPEN VAN ONDERVOEDING KUNNEN VERKLAREN
1. Wat is de prevalentie van ondervoeding in ziekenhuizen in NL anno 2014?
20-40%
2. Wat is de prevalentie van ondervoeding in ziekenhuizen in NL anno 2014
van pasgeborenen die opgenomen worden in ziekenhuizen?
8-79%
3. Welke afdelingen binnen ziekenhuizen hebben een prevalentie boven 15%?
Verpleeghuisafdeling en psychogeriatrie
4. Welke ziektebeelden hebben een prevalentie van ondervoeding boven
15%?
Ziekten van ademhalingsstelsel, dementie, hart en vaatziekte, CVA, ziekte
van spijsvertering, huidziektes, botspierstelsel en bindweefsel ziektes
5. Wat is de prevalentie van het risico op ondervoeding in WZW volgens LPZ
in 2014?
18,8 %
6. Wat is de prevalentie van het risico op ondervoeding in AGZ volgens LPZ in
2015?
14,3%
7. Wat is de definitie van ondervoeding?
Een cliënt heeft ondervoeding als hij of zij voldoet aan 1 van de volgende 2
criteria: 1. een BMI kleiner dan 18,5 (clienten van 65 of jaar ouder een BMI
kleiner of gelijk aan 20,0)
2. onbedoeld gewichtsverlies van meer dan 10% in laatste 6 maanden of
meer dan 5% in de laatste maand.
8. Wat is de definitie van risico op ondervoeding?
Een client heeft een risico op ondervoeding als hij of zij in de laatste 6
maanden onbedoeld 5-10% gewicht verloren heeft.
9. Wat is de definitie van ondervoeding van ESPEN uit 2011 en ELIA 2000.
2011: Ondervoeding is een subacute of chronische toestand van een
inadequate voedselopname, waarin een combinatie van verschillende mate
van over- of ondervoeding en inflammatoire activiteit hebben geleid tot een
verandering in de lichaamssamenstelling en verminderde functie.
2000: Ondervoeding kan worden gedefinieerd als "een voedingstoestand
waarbij een tekort of overmaat (of onbalans) energie, eiwitten en andere
voedingsstoffen veroorzaakt meetbare nadelige effecten op weefsel /