1. Begripsbepaling
Om welke ziekte gaat het?
Parkinson bij de ziekte van Parkinson sterven bepaalde hersencellen
langzaam af. Hierdoor ga je anders bewegen (beven, langzaam en/of stijf),
je anders voelen en gedragen
Grieks/Latijnse naam en Nederlandse naam (in de volksmond).
paralysis agitans morbus parkinsoni morbus Parkinsonii
Latijn
morbus Parkinson chorea festinans chorea procursiva
Nederland
schudverlamming sidderverlamming
s
2. Epidemiologie
Hoe vaak komt de ziekte voor?
3,7 per 1.000 mannen en 2,5 per 1.000 vrouwen hebben Parkinson.
3. Anatomie / fysiologie
Welke anatomie en welke fysiologie is bij dit ziektebeeld betrokken?
Begripsbepaling De ziekte van Parkinson is een hersenaandoening waarbij
een kleine groep cellen in de hersenen (in de substantia nigra) beschadigt en
afsterft. Daardoor kunnen de cellen geen dopamine meer aanmaken.
4. Etiologie
Welke oorzaken (inwendige en/of uitwendige) zijn er?
virussen.
bacteriën.
giftige stoffen.
zware metalen.
5. Symptomen
Welke verschijnselen komen voor bij dit ziektebeeld?
U beweegt trager en de bewegingen worden kleiner. U kunt bijvoorbeeld uw
arm niet meer zo ver zwaaien.
Uw gezicht beweegt minder: uw gevoelens zijn minder goed te zien op uw
gezicht.
Uw armen of benen zijn stijver. Of uw handen gaan beven.
6. Diagnose
Welke onderzoeken zijn nodig om tot een diagnose te komen?
Om welke ziekte gaat het?
Parkinson bij de ziekte van Parkinson sterven bepaalde hersencellen
langzaam af. Hierdoor ga je anders bewegen (beven, langzaam en/of stijf),
je anders voelen en gedragen
Grieks/Latijnse naam en Nederlandse naam (in de volksmond).
paralysis agitans morbus parkinsoni morbus Parkinsonii
Latijn
morbus Parkinson chorea festinans chorea procursiva
Nederland
schudverlamming sidderverlamming
s
2. Epidemiologie
Hoe vaak komt de ziekte voor?
3,7 per 1.000 mannen en 2,5 per 1.000 vrouwen hebben Parkinson.
3. Anatomie / fysiologie
Welke anatomie en welke fysiologie is bij dit ziektebeeld betrokken?
Begripsbepaling De ziekte van Parkinson is een hersenaandoening waarbij
een kleine groep cellen in de hersenen (in de substantia nigra) beschadigt en
afsterft. Daardoor kunnen de cellen geen dopamine meer aanmaken.
4. Etiologie
Welke oorzaken (inwendige en/of uitwendige) zijn er?
virussen.
bacteriën.
giftige stoffen.
zware metalen.
5. Symptomen
Welke verschijnselen komen voor bij dit ziektebeeld?
U beweegt trager en de bewegingen worden kleiner. U kunt bijvoorbeeld uw
arm niet meer zo ver zwaaien.
Uw gezicht beweegt minder: uw gevoelens zijn minder goed te zien op uw
gezicht.
Uw armen of benen zijn stijver. Of uw handen gaan beven.
6. Diagnose
Welke onderzoeken zijn nodig om tot een diagnose te komen?