Hoofdstuk 11 Angststoornissen pag. 3
Hoofdstuk 12 Dissociatieve, somatoforme en nagebootste stoornissen pag.
7
Hoofdstuk 13 Seksuele stoornissen en genderidentiteitsstoornis pag. 9
Hoofdstuk 14 Eetstoornissen en obesitas pag. 11
Hoofdstuk 15 Slaapstoornissen pag. 13
Hoofdstuk 16 Persoonlijkheidsstoornissen pag. 15
Hoofdstuk 11 Angststoornissen
11.1 Inleiding
Paniek: geheel anders dan bezorgdheid of lichte angstreactie: enorm hevig
(paniekstoornis).
11.2 Angststoornis
Angst: abnormaal wanneer het niet meer in verhouding staat tot de
dreiging: angststoornis.
11.3 Paniekstoornis
Paniekstoornis: gekenmerkt door paniekaanvallen (en: herhaald,
onverwacht);
intense angstreactie gepaard met lichamelijke symptomen /
paniekgedachten
Functioneren kunnen beperken: plekken vermijden, niet meer alleen
durven te gaan
(soms leiden tot agorafobie: angst voor publieke ruimtes, ‘ontsnappen’
moeilijk)
Alleen deze diagnose wanneer: minimaal één maand angst voor een
volgende aanval c.q. grote veranderingen in het gedrag c.q. angst voor
gevolgen van een aanval.
11.3.1 Theoretische perspectieven
Veroorzaakt door cognitieve en biologische factoren samen met foute
attributies (verkeerde perceptie van oorzaken door persoon zelf:
hartaanval, gek worden) en fysiologische reacties. Lichamelijke reacties
opvatten als dreiging angst -> sympathisch zenuwstelsel activeren
(vicieuze cirkel: zich snel kunnen ontwikkelen tot paniekaanval). ‘Aanleg’:
gedeeltelijk bepaald door genetische factoren (o.a. gebrekkig functioneren
bepaalde neurotransmitters: niet goed stressreactie dempen; defect in
serotoninereceptoren). En: angstgevoeligheid (doch precieze relatie met
paniekaanvallen onduidelijk). Foute interpretaties: te neutraliseren (spiraal
doorbreken) en paniekaanvallen voorkomen.
11.3.2 Behandelmethoden
Medicijnen (antidepressiva: angst remmen doch bijwerkingen en terugval
na stoppen) i.c.m. cognitieve gedragstherapie (rationele alternatieven
leren;ontspannen, blootstelling: effectief!).
11.4 Fobische stoornissen