H1. Micro-organismen in de mondzorg:
- Micro-organismen zijn alle organismen die niet te zien zijn met het blote oog, voor de
mondzorg voorkomende micro-organismen zijn: bacteriën, schimmels, amoeben en virussen
- Micro-organismen zijn de veroorzakers van de twee meest voorkomende ziekten in de mond:
Cariës en parodontitis, deze micro-organismen verspreiden zich door patiënten of
behandelaars
- Komen allerlei (pathogene) micro-organismen tegen in de bio film in de leidingen van de
behandelunit
Bacteriën:
- Eencellige-organismen, geen celkern
- Het erfelijk materiaal (DNA) wordt niet omgeven door een membraan, DNA drijft los in het
cytoplasma (celvocht) -> prokaryoot
- Hebben één, circulair, chromosoom waarin alle genetische informatie ligt, die codeert voor
de specifieke kenmerken van die soort
- Extra-chromosomale DNA-elementen -> plasmiden – kunnen van de ene bacteriecel worden
doorgegeven aan de ander, via een proces -> conjugatie
- Plasmiden kunnen erfelijk materiaal bevatten dat codeert voor resistentie tegen antibiotica;
doorgeven van plasmiden is belangrijk voor een onderliggend proces ->
antibioticumresistentie (multi-drugresistentie)
- Cytoplasma bevat allerlei cel onderdelen en enzymen die essentieel zijn voor het
voortbestaan van de bacterie – wordt omgeven door celmembraan of cytoplasmamembraan
- Essentieel cel onderdeel in cytoplasma -> ribosomen – zijn verantwoordelijk voor de
eiwitsynthese in de cel, waarbij de genetische informatie wordt omgezet in eiwitten –
bestaan uit verschillende sub-eenheden, die van bacteriën zijn anders dan die van andere
cellen
- Om celmembraan ligt celwand met polysachariden, celwand kan betrekkelijk dun zijn en
weer omgeven worden door een zogenoemd buitenmembraan (Gram-negatieve bacteriën)
of heel dik zijn zonder buitenmembraan (Gram-positieve bacteriën)
- Termen Gram-negatieve en Gram-positieve bacteriën zijn ontstaan uit gramkleuring (die is
ontwikkeld door de Deense microbioloog Hans Christian Gram), met de celwandkleuring
konden verschillende bacteriën onderscheid worden onder een microscoop
- Cariës -> Gram-positief
- Parodontitis -> Gram-negatief
- Celwand is opgebouwd uit peptidoglycaan – bestaat uit polysacharideketens die door korte
aminozuurketens met elkaar worden verbonden
- Celwand van Gram-negatieve bacteriën bevat altijd lipopolysacharide (LPS) – dat een rol
speelt in de interactie met de gastheerafweer
- Celwand van Gram-positieve bacteriën ontbreekt LPS maar wordt vaak lipoteichoïnezuur
gevonden – die een interactie met de gastheer uitlokken
- Extra beschermlaagje (kapsel) van suikerpolymeren rondom cel – omdat bacteriën met hun
celwand en essentiële cel onderdelen voor de eiwitsynthese, afwijken van menselijke cellen
zijn antibiotica vaak gericht op het verstoren van (de aanmaak van) specifiek deze cel
onderdelen
- Verschillen in grootte, worden vaak ingedeeld op basis van hun verschijningsvorm (onder de
microscoop) –- kokken -> zijn ronde, balvormige bacteriën (stafylokokken) -– bacillen -> zijn
, staafjes (lactobacillen) –- gebogen staafjes (Vibrio-soorten) – spirillen -> zijn spiraalvormige
bacteriën (spirocheten)
- Soms blijven bacteriën na de celdeling aan elkaar gehecht – spreken dan van diplokokken
(twee kokken) of diplobacillen
- Veelvoorkomende verschijningvorm in de mondholte zijn kokken ketens -> streptokokken
- De specifieke verschijningsvormen van bacteriën doen zich voor bij groei in monocultuur in
het laboratorium – kweekmedium; dat de bacteriën in zijn ideale vorm doet groeien zonder
dat er andere bacteriën in de buurt zijn; in en op het lichaam is dit niet het geval -> hierdoor
is het mogelijk dat bepaalde soorten in vivo niet herkenbaar zijn aan hun morfologie; dan
andere methoden om te herkennen gebruiken.
Figuur 1.1 (uit boek Hygiëne en infectiepreventie in de mondzorgpraktijk): doorsnede van een Gram-positieve (a) en een
Gram-negatieve (b) celwand.
Archaea:
- Prokaryoot, bezitten enkel ringvorming chromosoom en geen celkern
- Hebben een celwand zonder peptidoglycaan en afwijkende fosfolipiden in hun
cytoplasmatisch membraan
- Zijn te classificeren in drie phyla (stammen): Crenarchaeota, Euryarchaeota en Korarcgaeota;
hebben de verschijnsvorm van kokken of staven, of zijn spiraalvormig
- Sommige kunnen leven bij extreme temperaturen (extremofielen)
- Geen archaea bekend die ziekte kunnen veroorzaken bij andere organismen
Fungi:
- Officiële naam voor schimmels of gisten
- Hebben een celkern, valt onder het domein eukaryoot; meeste biologische processen in
schimmelcellen verlopen hetzelfde als in menselijke cellen