Hoofdstuk 1: Conceptions of Personality Development in Adulthood
Rond 1960 gingen mensen ervan uit dat het leven stabiel was. Men is tot het inzicht gekomen dat
volwassenheid niet slechts een lange periode van voorspelbaarheid en consistentie is.
Theoretische perspectieven over volwassen persoonlijkheidsontwikkeling
1. Vroege formatie theorie
2. Stage theorie (fase ideeen)
3. Dialectische benadering (tegenstellingen)
Vroege formatie theorie:
Persoonlijkheidsstructuur wordt in de eerste jaren van de kindertijd vastgesteld en blijft onveranderd.
Ervaringen in de kindertijd vormen iemands oriëntatie op het leven als volwassene.
Persoonlijke construct theorie (Kelly)
De wereld interpreteren aan de hand van categorie systemen; nieuwe ervaringen
onderbrengen in een categorie.
○ cognitieve interpretatie van complexe wereld is onvermijdelijk
○ individu als wetenschapper
○ constructen helpen om gebeurtenissen te classificeren en onderscheiden
○ jonge kinderen brede constructen, naarmate ouder worden deze specifieker, gebeurd
onbewust
○ gevormde constructen neiging om zichzelf onbewust in stand te houden
○ steunt niet op de psychoanalytische opvatting van ontwikkeling
Levensscript theorie (Berne & Steiner)
Binnen de eerste 5 levensjaren vormt consistente oriëntatie tegenover anderen en de sociale
omgeving, die meedogenloos toepast tijdens rest van leven. In kindertijd gevormde scripts
gebaseerd op de perceptie dan bepaalde manier moeten zijn om geliefd te worden.
○ complexe set van transacties
○ strategie om situaties te begrijpen en te controleren
○ gevormd in eerste 5 levensjaar, richtinggevend voor levensloop
○ lastig veranderbaar, maar kan wel
○ depending on your script you can interpret event in different ways
Psychoanalytische theorie (Freud)
Persoonlijkheid wordt gevormd tijdens de eerste 5 levensjaren en beïnvloed gedrag voor de
rest van je leven.
○ kinderen worden als onschuldig neergezet, maar het onbewuste is niet onschuldig
○ nadruk op motivatie, onbewuste driften, emotie
Stage theorie:
Volgens Erikson waren er acht stadia van levensloopontwikkeling. In elk stadium moeten conflicten
worden opgelost voordat je naar het volgende stadium kan (‘closure’). Manier waarop crisis in elk
stadium wordt opgelost beïnvloedt iemands vermogen om de conflicten in het volgende stadium
succesvol aan te pakken.
, Dialectische benadering:
Volgens Altman wordt persoonlijkheid beschreven als een verzameling van paren van kenmerken die
‘vechten’ om controle binnen het individu. Deze krachten streven naar voldoening of succes. De
kenmerken die in contrast met elkaar zijn niet simpelweg aanwezig of afwezig; er is altijd een staat
van spanning . De relatie van de tegengestelde kenmerken is cyclisch en veranderd, niet stabiel. Dit is
een nooit eindigende strijd; balans is niet van blijvende waarde, omdat de aard van het gedrag is om te
veranderen. Veranderingen zijn een cumulatief (bij elkaar optellen, opbouwend) proces;
conflicterende krachten kunnen leiden tot synthese van deze tegenovergestelden in een nieuwe
structurele integratie.
De vroege formatie theorie en de stage theorie gaan over de oplossing van een conflict, terwijl de
dialectische benadering suggereert dat dingen nooit voor eens en altijd kunnen worden opgelost.
Levinson's theorie
Volwassenheid als individuele levensstructuur en niet als persoonlijke ontwikkeling.
Van structuur bouwende periode (stabiliteit) naar structuur veranderende perioden (transitie), waarbij
in andere levensperiode andere aspecten centraal staan. Geen enkele levensstructuur is permanent
(maximaal 7 jaar)
Polariteiten gedurende hele leven en nooit volledig opgelost → persoon beweegt heen en weer tussen
de behoeften. Polariteiten centraal in midlife transitie:
● Attachment – gescheidenheid → inwaarts keren om meer betrokken tot zichzelf
● Destructie – creatie → eigen kracht beseffen (slechte en mogelijkheid nieuwe dingen creëren)
● Mannelijk – vrouwelijk → zeker genoeg mannelijkheid om vrouwelijke vermogens genieten
● Jong – oud → ouder worden en hervinden jeugd combineren in nieuwe identiteit
Hoofdstuk 2: Psychoanalyse als een vroege formatie theorie
In dit hoofdstuk wordt de psychoanalytische theorie gezien als een prototype (voorganger) voor de
vroege formatie theorie. Psychoanalytische theorie van Freud houdt in dat de persoonlijkheid al
grotendeels is gevormd voor het einde van het vijfde levensjaar en dat latere groei niet veel meer is
dan het uitbreiden van deze structuur.
Volgens Freud zijn er in een persoon drie systemen die verschillende driften en motivaties
representeren. Deze systemen strijden met met elkaar voor controle over het gedrag van een persoon
en conflict staat centraal. Deze systemen handelen grotendeels buiten ons bewustzijn.
● Id
○ genot nastreven en egoïstisch
○ energie (libido) om bepaalde motieven te bevredigen
○ overheerst bij kinderen, omdat geen schuldgevoel hebben
○ niet rationeel
● Superego
○ moralistische component; bewustzijn
○ controle
○ ego-ideaal (set eigenschappen die de persoon wil behalen)
○ niet rationeel
● Ego
○ bemiddelaar tussen behoeften van id en controle van superego
○ mogelijkheid om te groeien geworteld in erfelijke factoren en belevenissen van kind
○ rationeel