1, 2 en 3. (Burgerlijk recht 2 week 1a RUG: Vertegenwoordiging en volmacht).
Hoofstuk 1
- De rechtshandeling (inleiding)
Titel 3.2 heet rechtshandelingen. Deze titel is te onderscheiden in twee delen:
1. de totstandkoming van rechtshandelingen (wil, verklaring en vertrouwen) en
2. de nietigheid en vernietigbaarheid van deze.
Op grond van art. 3:59 zijn de regels uit deze titel ook van toepassing op rechtshandelingen
die buiten het vermogensrecht vallen (zoals bijv. het sluiten van een huwelijk).
De rechtshandeling, art. 3:33 vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil: een rechtsgevolg
wordt beoogd.
Een handeling zoals een onrechtmatige daad is géén rechtshandeling, want een rechtsgevolg
is hier niet mee beoogd: die verbindt het recht namelijk zelf aan deze feitelijke handeling.
Meerzijdige rechtshandeling: een rechtshandeling die door meer dan één persoon wordt
verricht. Bijv. een overeenkomst (aanbod en aanvaarding).
Eenzijdige rechtshandeling: slechts door 1 persoon tot stand gebracht. Twee soorten:
1. Eenzijdige gerichte rechtshandelingen: De andere persoon fungeert als ontvanger
maar stemt niet mede zelf in. (bijv. het opzeggen van een huur contract)
2. Eenzijdige niet-gerichte rechtshandelingen: er is geen ontvangst van de ander en ook
geen instemming (bijv. het opstellen van een testament). Niet tot een persoon
gericht.
- De overeenkomst
Titel 5 van boek 6 heet overeenkomsten in het algemeen.
De overeenkomst art. 6:213 lid 1 schept een verbintenis = obligatoire karakter.
Soorten overeenkomsten:
1. Meerpartijenovereenkomst: een overeenkomst waar meer dan twee partijen
betrokken zijn. Art. 6:213 lid 2: niet alle bepalingen uit deze titel zijn daarop van
toepassing .
2. Bijzondere overeenkomsten. Deze zijn te vinden in boek 7.
3. Wederkerige overeenkomsten art. 6:261 (beide partijen nemen een verbintenis op
zich) tegenover de eenzijdige overeenkomsten.
4. Overeenkomsten onder bezwarende titel tegenover overeenkomsten om niet.
Het contractenrecht (synoniem met overeenkomst) kent drie grondbeginselen:
1. Contractsvrijheid: het staat de partijen vrij te bepalen met wie, hoe en wanneer zij
een overeenkomst sluiten. (Deze vrijheid is niet onbeperkt zie art. 3:40)
2. Vormvrijheid: art. 3:37 lid 1 een overeenkomst kan in iedere vorm geschieden.
Vereist is wilsovereenstemming (consensualisme) Ook hier uitzonderingen op.
3. Verbindende kracht van de overeenkomst: art. 6:248 lid 1 (belofte maakt schuld).
, Hoofdstuk 2 ‘de totstandkoming van rechtshandelingen’
Totstandkoming van de rechtshandeling: niet alleen het rechtsfeit (het overeenkomen) maar
ook de rechtsgevolgen die er aan verbonden zijn.
De rechtshandeling weerspiegelt de keuze vrijheid die de particulier heeft, daarom ook art.
3:33 een rechtshandeling vereist een wilsverklaring. Daarbij speelt het vertrouwen van de
andere partij een grote rol, daarom ook art. 3:35,36.
Art. 3:37 lid 1-5:
1. Lid 1: Art. 3:37 een wilsverklaring kan in iedere vorm geschieden met uitzondering
art. 3:39. Een of meer gedragingen: dus ook een hoofdknik of zwijgen kan voldoende
zijn.
2. Lid 3: de wilsverklaring moet de wederpartij bereiken. Vanaf dat moment treedt de
verklaring in werking en komt de rechtshandeling tot stand. Maar het tweede deel
van het lid brengt een nuance aan. Toch sprake van een in werking treding als het
niet of niet tijdig ontvangen de schuld is van de ontvanger. (art. 6:224)
3. Lid 4: Art. 3:37 lid 4 ook het overbrengen van verkeerde informatie door een
communicatiemiddel is toerekenbaar aan de afzender. Tenzij de ontvanger de wijze
van overbrenging had bepaald.
4. Lid 5 een verklaring kan worden ingetrokken als een andere verklaring de
ingetrokken verklaring sneller of gelijktijdig bereikt.
De verklaring moet de uitdrukking zijn van de wil. Bij discrepantie gaat volgens art. 3:35 de
uiterlijke schijn boven de afwijkende wil. Het uiteenlopen daarvan is per situatie
verschillend. Verklaren is niet slechts met woorden maar ook ruimer: betekenis
overbrengen. Twee soorten dwaling:
1. Oneigenlijke dwaling: Partijen hadden een onjuiste voorstelling (dwaalden) over de
inhoud van hun verklaringen. Wil en verklaring komen niet overeen: art. 3:33 geen
overeenkomst.
2. Eigenlijke dwaling: Wil en verklaring stemmen wel overeen maar de wil is op basis
van een onjuiste voorstelling van zaken tot stand gekomen. Art. 6:228
Art. 3:34 geestelijke stoornis:
- Een geestelijke stoornis is een grond voor ondercuratelestelling (art. 1:378 lid 1) en
de gestoorde is dan handelingsonbekwaam (art. 1:381 lid 2) dat een zelfstandige
grond is voor vernietigbaarheid (art. 3:32 lid 2 van de rechtshandeling). Als er een
overeenkomst om die reden vernietigbaar is kan er geen beroep worden gedaan op
3:35, slechts bij een geestelijke stoornis kan dat wel.
- Bewijslast: als iemand stelt dat zijn verklaring overeenstemmende wil ontbrak, zal dat
moeten bewijzen. Bewijsvoering van geestelijke gestoorde in art. 3:34: sprake zijn
van stoornis ten tijde van het verrichten de rechtshandeling, verband tussen stoornis