Stofwisseling I – Vertering Koolhydraten
Week 1 – BA1 2022-2023
Samenvatting
Koolhydraten kunnen in drie groepen ingedeeld worden:
1. Monosachariden: kunnen direct opgenomen worden.
a. Glucose;
b. Fructrose.
2. Polysachariden: kunnen niet direct opgenomen worden. Sommige zijn ‘digestible’,
anderen zijn ‘non-digestible’ (fibers).
3. Disachariden:
a. Maltose: twee glucose
b. Sucrose: één glucose en één fructose
c. Lactose: één glucose en één galactose
Ongeveer 45% tot 60% van de koolhydraten in ons dieet zijn afkomstig van starch (zetmeel),
hetgeen een glucose polymeer is. Dit wordt voornamelijk in planten gevonden (opslagvorm
voor glucose). In dierlijke producten wordt glycogeen gevonden als opslagvorm voor glucose.
Zetmeel – glucosepolymeer – kan twee vormen aannemen:
1. Amylose: rechte glucosepolymeer met 1,4-verbindingen.
2. Amylopectine: grote vertakte glucosepolymeer met 1,4-verbindingen en 1,6-
verbindingen als dwarsverbindingen.
a. Glycogeen kent eenzelfde structuur, maar bevat meer 1,6-verbindingen en kent
een ander afbraakmechanisme.
Meest koolhydraten in ons dieet zijn disachariden lactose en sucrose. Ongeveer 30% tot 40%
van koolhydraatinname.
Daarnaast maken de monosachariden ongeveer 5% tot 10% van de koolhydraatinname op.
Non-digestible (vezels) koolhydraten – cellulose – kunnen niet worden afgebroken door dierlijke
enzymen. Wel kunnen de enzymen van bacteriën in het colon eventueel cellulose afbreken. Zo
niet, worden ze onbewerkt uitgescheiden.
1. Digestie
Digestie van koolhydraten begint in de mond, staakt in de maag en zet zicht voort in de dunne
darm (duodenum).
Digestie bestaat uit twee stappen: (1) intraluminaire hydrolyse en (2) membraan digestie.
1.1. Intraluminaire hydrolyse
Acinar cellen van de pancreas en de speekselklieren synthetiseren en scheiden alfa-amylase uit.
Deze worden in actieve vorm uitgescheiden. Linguaal alfa-amylase en pancreas alfa-amylase
hebben vergelijkbare enzymatische effecten en de aminozuursequentie komt voor 94%
overeen.
Week 1 – BA1 2022-2023
Samenvatting
Koolhydraten kunnen in drie groepen ingedeeld worden:
1. Monosachariden: kunnen direct opgenomen worden.
a. Glucose;
b. Fructrose.
2. Polysachariden: kunnen niet direct opgenomen worden. Sommige zijn ‘digestible’,
anderen zijn ‘non-digestible’ (fibers).
3. Disachariden:
a. Maltose: twee glucose
b. Sucrose: één glucose en één fructose
c. Lactose: één glucose en één galactose
Ongeveer 45% tot 60% van de koolhydraten in ons dieet zijn afkomstig van starch (zetmeel),
hetgeen een glucose polymeer is. Dit wordt voornamelijk in planten gevonden (opslagvorm
voor glucose). In dierlijke producten wordt glycogeen gevonden als opslagvorm voor glucose.
Zetmeel – glucosepolymeer – kan twee vormen aannemen:
1. Amylose: rechte glucosepolymeer met 1,4-verbindingen.
2. Amylopectine: grote vertakte glucosepolymeer met 1,4-verbindingen en 1,6-
verbindingen als dwarsverbindingen.
a. Glycogeen kent eenzelfde structuur, maar bevat meer 1,6-verbindingen en kent
een ander afbraakmechanisme.
Meest koolhydraten in ons dieet zijn disachariden lactose en sucrose. Ongeveer 30% tot 40%
van koolhydraatinname.
Daarnaast maken de monosachariden ongeveer 5% tot 10% van de koolhydraatinname op.
Non-digestible (vezels) koolhydraten – cellulose – kunnen niet worden afgebroken door dierlijke
enzymen. Wel kunnen de enzymen van bacteriën in het colon eventueel cellulose afbreken. Zo
niet, worden ze onbewerkt uitgescheiden.
1. Digestie
Digestie van koolhydraten begint in de mond, staakt in de maag en zet zicht voort in de dunne
darm (duodenum).
Digestie bestaat uit twee stappen: (1) intraluminaire hydrolyse en (2) membraan digestie.
1.1. Intraluminaire hydrolyse
Acinar cellen van de pancreas en de speekselklieren synthetiseren en scheiden alfa-amylase uit.
Deze worden in actieve vorm uitgescheiden. Linguaal alfa-amylase en pancreas alfa-amylase
hebben vergelijkbare enzymatische effecten en de aminozuursequentie komt voor 94%
overeen.