Biochemistry - an evolving science
Biochemistry – hoofdstuk 1
1.1
Biologische macromoleculen grote moleculen, zoals eiwitten en aminozuren
Metabolieten moleculen met een laag molecuul gewicht, zoals glucose.
De verschillende organismen in de moderne wereld kunnen worden verdeeld in drie
fundamentele groepen genaamd domeinen. Eukaryoten, bacteriën en archaea
1. Eukaryoten – aanwezigheid van een kern in elke cel.
2. Prokaryoten - eencellige organismen, zoals bacteriën. Ze hebben geen
celkern.
3. Archaea – de organismen die nu worden herkend als organismen die zijn
ontstaan door evolutie van bacteriën in de vroege revolutie.
1.2
De structuur van DNA illustreert een basisprincipe dat gemeenschappelijk is voor
alle biologische macromoleculen: in hechte relatie tussen structuur en functie.
DNA heeft een stevige ruggengraat die bestaat uit herhalingen van suiker en fosfaat
eenheden. Elk suiker is verbonden met twee fosfaatgroepen door verschillende
bindingen. Elk suiker is op dezelfde manier georiënteerd. Aan elke deoxyribose zit
een van de vier mogelijke basen. Elk monomeer van DNA bestaan uit een suiker-
fosfaat eenheid en een van de vier basen, verbonden met de suiker.
De specifieke paren in de dubbele helix worden bij elkaar gehouden door
waterstofbruggen. Waterstofbruggen zijn veel zwakker dan covalente bindingen. Ze
zijn zwak genoeg om verbroken te worden in biochemische processen, maar ze zijn
sterk genoeg (vooral als het er veel zijn)om specifieke structuren te stabiliseren
zoals de dubbele helix.
De structuur heeft twee belangrijke functies voor de rol van DNA als erfelijk
materiaal. Ten eerste is de structuur compatible met elke volgorde van basen. Ten
tweede wordt door basenparing de volgorde van basen in de tweede streng volledig
bepaald door de volgorde van basen in de eerste streng.
1.3
Als twee korte stukjes DNA met de juiste, complementaire basen worden gemixt,
vormen ze spontaan een dubbele helix.
Covalente bindingen de sterkste bindingen zijn covalente bindingen, zoals
bindingen die de atomen bij elkaar houden in een individuele base. Een covalente
binding wordt gevormd doordat een elektronenpaar wordt gedeeld tussen twee
atomen. Een meervoudige covalente binding wordt gevormd doordat er meer dan
Biochemistry – hoofdstuk 1
1.1
Biologische macromoleculen grote moleculen, zoals eiwitten en aminozuren
Metabolieten moleculen met een laag molecuul gewicht, zoals glucose.
De verschillende organismen in de moderne wereld kunnen worden verdeeld in drie
fundamentele groepen genaamd domeinen. Eukaryoten, bacteriën en archaea
1. Eukaryoten – aanwezigheid van een kern in elke cel.
2. Prokaryoten - eencellige organismen, zoals bacteriën. Ze hebben geen
celkern.
3. Archaea – de organismen die nu worden herkend als organismen die zijn
ontstaan door evolutie van bacteriën in de vroege revolutie.
1.2
De structuur van DNA illustreert een basisprincipe dat gemeenschappelijk is voor
alle biologische macromoleculen: in hechte relatie tussen structuur en functie.
DNA heeft een stevige ruggengraat die bestaat uit herhalingen van suiker en fosfaat
eenheden. Elk suiker is verbonden met twee fosfaatgroepen door verschillende
bindingen. Elk suiker is op dezelfde manier georiënteerd. Aan elke deoxyribose zit
een van de vier mogelijke basen. Elk monomeer van DNA bestaan uit een suiker-
fosfaat eenheid en een van de vier basen, verbonden met de suiker.
De specifieke paren in de dubbele helix worden bij elkaar gehouden door
waterstofbruggen. Waterstofbruggen zijn veel zwakker dan covalente bindingen. Ze
zijn zwak genoeg om verbroken te worden in biochemische processen, maar ze zijn
sterk genoeg (vooral als het er veel zijn)om specifieke structuren te stabiliseren
zoals de dubbele helix.
De structuur heeft twee belangrijke functies voor de rol van DNA als erfelijk
materiaal. Ten eerste is de structuur compatible met elke volgorde van basen. Ten
tweede wordt door basenparing de volgorde van basen in de tweede streng volledig
bepaald door de volgorde van basen in de eerste streng.
1.3
Als twee korte stukjes DNA met de juiste, complementaire basen worden gemixt,
vormen ze spontaan een dubbele helix.
Covalente bindingen de sterkste bindingen zijn covalente bindingen, zoals
bindingen die de atomen bij elkaar houden in een individuele base. Een covalente
binding wordt gevormd doordat een elektronenpaar wordt gedeeld tussen twee
atomen. Een meervoudige covalente binding wordt gevormd doordat er meer dan