Persoonlijk profiel
Gegevens
Naam student: Jarko Jaap Knevel
Leeftijd: 20 jaar
Geboortedatum: 8 September 2000
Geboorte plaats: Delft
Opleiding: Bedrijfskunde voltijd
Jaar: 1e
Opdracht: Beroepsproduct, persoonlijk profiel
Studentnummer: 19140282
Klas: 1H-2
,Inleiding
Ik zou dit persoonlijk profiel willen inleiden door met een kort stukje over mezelf. Ik ben Jarko
Knevel. Ik ben 20 jaar oud en doe sinds dit jaar de opleiding bedrijfskunde op de Haagse hogeschool.
Ik woon samen met mijn moeder, stiefvader, zusje en vriendin. Als hobby’s doe ik aan tennis en
fitness. Ik werk in het weekend bij een trampolinepark in Zoetermeer als trampolineleraar. Ik heb
voor de Haagse hogeschool een opleiding gedaan aan het Kronenburgh college. Daar heb ik de
opleidingen JR. accountmanagement en human resource management gehaald. Ik zie mezelf als een
gemotiveerd, creatief en social aangelegd persoon. Ik hou ervan om uitgedaagd te worden en out of
the box denken over complexe vraagstukken. Ik heb nog geen idee wat ik later wil gaan doen als
werk maar ik weet wel dat ik er mijn creatieve kant uit wil laten komen en ik werk wil doen waarvan
het resultaat tastbaar en zichtbaar is.
,Inhoudsopgave
1. MOTIVATIE................................................................................................................................................ 4
1.1 WERK INTRINSIEKE EN WERK EXTRINSIEKE MOTIVATIE..............................................................................................4
1.2 MIJN MOTIVATIE EN DE MOTIVATIETHEORIEËN.......................................................................................................4
1.3 ANDEREN MOTIVEREN.......................................................................................................................................4
2. GROEPSONTWIKKELING............................................................................................................................. 5
2.1 FASES VAN GROEPSONTWIKKELING IN MIJN KLAS.....................................................................................................5
2.2 GROEPSNOMEN IN MIJN KLAS.............................................................................................................................5
2.3 GROEPSCOHESIE EN GROUPTHINK........................................................................................................................6
3. SAMENWERKING IN GROEPEN (BELBIN)..................................................................................................... 7
3.1 DE 8 ROLLEN...................................................................................................................................................7
3.2 WELK ROL SPEEL IK?......................................................................................................................................... 7
3.3 VOORDELEN EN VALKUILEN.................................................................................................................................7
3.5 HET TYPE ORGANISATIE EN HET TEAMROLPROFIEL...................................................................................................9
4. LEIDINGGEVEN......................................................................................................................................... 13
4.1 MIJN SITUATIONEEL LEIDINGGEVENDE STIJL..........................................................................................................13
4.2 ONTWIKKELINGSNIVEAUS VAN MEDEWERKERS......................................................................................................14
4.3 WAT VOOR TYPE MEDEWERKER BEN IK...............................................................................................................15
5. PERSOONLIJKHEID.................................................................................................................................... 16
5.1 DE BIG 5 THEORIE...........................................................................................................................................16
5.2 DE ENNEAGRAM THEORIE.................................................................................................................................17
5.3 360 GRADEN FEEDBACK...................................................................................................................................18
5.4 CONCLUSIE PERSOONLIJKHEID............................................................................................................................19
6. CONFLICTEN............................................................................................................................................. 20
6.1 VOORKEUREN CONFLICT VOERING......................................................................................................................20
6.2 CONFLICTEN IN EEN BEDRIJF..............................................................................................................................21
6.3 CONFLICT DEMPEN..........................................................................................................................................21
6.4 CONFLICT ESCALEREN......................................................................................................................................22
7. DIVERSITEIT............................................................................................................................................. 23
7.1 DE DEFINITIE EN TOEGEVOEGDE WAARDEN VAN DIVERSITEIT....................................................................................23
7.2 IK, DE KLAS EN DIVERSITEIT...............................................................................................................................23
8. REFLECTIE................................................................................................................................................ 25
8.1 HOE IK ERIN STOND EN NU STA..........................................................................................................................25
8.2 PERSOONLIJKE ONTWIKKEL PUNTEN....................................................................................................................26
8.3 EVALUATIE OP HET PROCES INTERVIEW PRAKTIJKBEDRIJF.........................................................................................27
BIBLIOGRAFIE.............................................................................................................................................. 28
BIBLIOGRAFIE.............................................................................................................................................. 32
, 1. Motivatie
1.1 Werk intrinsieke en werk extrinsieke motivatie
In het boek ‘Marcus & Van Dam’ wordt er onderscheid gemaakt tussen 2 soorten motivaties.
citaat uit het boek: ‘Belangrijk in de ontwikkeling van het begrip motivatie is het onderscheid
tussen werk intrinsieke motivatie en werk extrinsieke motivatie’ (Marcus & Van Dam, 2019,
p. 337). Ik zelf word gemotiveerd van werk wat voor mij uitdagend is. Als het werk uitdagend
is word ik snel gemotiveerd om het werk te doen omdat ik plezier haal uit het uitdagen van
mezelf. Dit soort motivatie wordt volgens het boek gecategoriseerd onder de werk
intrinsieke motivatie categorie. Daarnaast word ik ook zeer gemotiveerd van werk binnen
een mooie, gezellige en veilige omgeving. Ik vind het werk veel leuker en raak veel
gemotiveerder als de omgeving waar ik werk een prettige omgeving is om te zijn. Factoren
die daar in bijdrage zijn bijvoorbeeld: leuke en gezellige collega’s, een prettige temperatuur
op de werkplek, een schone werkplek, een gestructureerde werkplek en zo voort. Volgens
het boek wordt deze vorm van motivatie gecategoriseerd onder de werk extrinsieke
motivatie. Uitdagend werk en een prettige werkomgeving zijn voor mij wel de belangrijkste
motivatiefactoren.
1.2 Mijn motivatie en de motivatietheorieën
Naast deze 2 voor mij belangrijkste motivatie factoren zijn er nog veel motivatiefactoren die
mij motiveren tijdens het werken. Zo ben ik ook zeer gedreven om iets van mijn leven te
gaan maken. Ik wil later graag succesvol zijn en daarom zal ik veel moeten groeien op
persoonlijk gebied. Het boek ‘Marcus & Van Dam’ categoriseert deze vorm van motivatie
onder de Groeibehoefte van de theorie van Alderfer (Marcus & Van Dam, 2019, p. 336).
Deze vorm van motivatie behoord onder de werk intrinsieke motivatie.
Ik word ook heel gemotiveerd van welk waar ik de kans krijg goede relaties op de bouwen
met collega’s. Het boek ‘Marcus & Van Dam’ categoriseert deze motivatie onder de
affiliatiebehoefte volgens de theorie van McClelland (Marcus & Van Dam, 2019, p. 337).
Deze vorm van motivatie behoord onder de werk extrinsieke motivatie.
Ook word ik snel gemotiveerd als ik bijvoorbeeld verwacht dat de waarde van de beloning
die ik krijg voor het te verrichte werk goed is. Bijvoorbeeld wanneer ik veel studiepunten kan
halen voor een opdracht of een goede bonus kan krijgen voor een opdracht of het behalen
van bepaalde resultaten. Deze vorm van motivatie wordt volgens het boek ‘Marcus & Van
Dam’ gecategoriseerd onder de verwachtingstheorie van Vroom (Marcus & Van Dam, 2019,
p. 337). Deze vorm van motivatie behoort onder de werk extrinsieke motivatie
1.3 Anderen motiveren
Ik word ook zeer gemotiveerd door het motiveren van anderen. Als ik samenwerk in een
groep probeer ik daarom ook altijd mijn omgeving te motiveren. Ik probeer mijn omgeving
te motiveren door bijvoorbeeld tegen mijn omgeving te zeggen wat de beloning is voor wat
we aan het doen zijn, waarbij ik probeer mijn omgeving ervan te overtuigen dat het een
goede beloning is. Ik doe dit op deze manier omdat ik weet dat iedereen minstens wel een
beetje gemotiveerd raakt door de beloning die ze krijgen van het werk. Deze motivatie kan je
Gegevens
Naam student: Jarko Jaap Knevel
Leeftijd: 20 jaar
Geboortedatum: 8 September 2000
Geboorte plaats: Delft
Opleiding: Bedrijfskunde voltijd
Jaar: 1e
Opdracht: Beroepsproduct, persoonlijk profiel
Studentnummer: 19140282
Klas: 1H-2
,Inleiding
Ik zou dit persoonlijk profiel willen inleiden door met een kort stukje over mezelf. Ik ben Jarko
Knevel. Ik ben 20 jaar oud en doe sinds dit jaar de opleiding bedrijfskunde op de Haagse hogeschool.
Ik woon samen met mijn moeder, stiefvader, zusje en vriendin. Als hobby’s doe ik aan tennis en
fitness. Ik werk in het weekend bij een trampolinepark in Zoetermeer als trampolineleraar. Ik heb
voor de Haagse hogeschool een opleiding gedaan aan het Kronenburgh college. Daar heb ik de
opleidingen JR. accountmanagement en human resource management gehaald. Ik zie mezelf als een
gemotiveerd, creatief en social aangelegd persoon. Ik hou ervan om uitgedaagd te worden en out of
the box denken over complexe vraagstukken. Ik heb nog geen idee wat ik later wil gaan doen als
werk maar ik weet wel dat ik er mijn creatieve kant uit wil laten komen en ik werk wil doen waarvan
het resultaat tastbaar en zichtbaar is.
,Inhoudsopgave
1. MOTIVATIE................................................................................................................................................ 4
1.1 WERK INTRINSIEKE EN WERK EXTRINSIEKE MOTIVATIE..............................................................................................4
1.2 MIJN MOTIVATIE EN DE MOTIVATIETHEORIEËN.......................................................................................................4
1.3 ANDEREN MOTIVEREN.......................................................................................................................................4
2. GROEPSONTWIKKELING............................................................................................................................. 5
2.1 FASES VAN GROEPSONTWIKKELING IN MIJN KLAS.....................................................................................................5
2.2 GROEPSNOMEN IN MIJN KLAS.............................................................................................................................5
2.3 GROEPSCOHESIE EN GROUPTHINK........................................................................................................................6
3. SAMENWERKING IN GROEPEN (BELBIN)..................................................................................................... 7
3.1 DE 8 ROLLEN...................................................................................................................................................7
3.2 WELK ROL SPEEL IK?......................................................................................................................................... 7
3.3 VOORDELEN EN VALKUILEN.................................................................................................................................7
3.5 HET TYPE ORGANISATIE EN HET TEAMROLPROFIEL...................................................................................................9
4. LEIDINGGEVEN......................................................................................................................................... 13
4.1 MIJN SITUATIONEEL LEIDINGGEVENDE STIJL..........................................................................................................13
4.2 ONTWIKKELINGSNIVEAUS VAN MEDEWERKERS......................................................................................................14
4.3 WAT VOOR TYPE MEDEWERKER BEN IK...............................................................................................................15
5. PERSOONLIJKHEID.................................................................................................................................... 16
5.1 DE BIG 5 THEORIE...........................................................................................................................................16
5.2 DE ENNEAGRAM THEORIE.................................................................................................................................17
5.3 360 GRADEN FEEDBACK...................................................................................................................................18
5.4 CONCLUSIE PERSOONLIJKHEID............................................................................................................................19
6. CONFLICTEN............................................................................................................................................. 20
6.1 VOORKEUREN CONFLICT VOERING......................................................................................................................20
6.2 CONFLICTEN IN EEN BEDRIJF..............................................................................................................................21
6.3 CONFLICT DEMPEN..........................................................................................................................................21
6.4 CONFLICT ESCALEREN......................................................................................................................................22
7. DIVERSITEIT............................................................................................................................................. 23
7.1 DE DEFINITIE EN TOEGEVOEGDE WAARDEN VAN DIVERSITEIT....................................................................................23
7.2 IK, DE KLAS EN DIVERSITEIT...............................................................................................................................23
8. REFLECTIE................................................................................................................................................ 25
8.1 HOE IK ERIN STOND EN NU STA..........................................................................................................................25
8.2 PERSOONLIJKE ONTWIKKEL PUNTEN....................................................................................................................26
8.3 EVALUATIE OP HET PROCES INTERVIEW PRAKTIJKBEDRIJF.........................................................................................27
BIBLIOGRAFIE.............................................................................................................................................. 28
BIBLIOGRAFIE.............................................................................................................................................. 32
, 1. Motivatie
1.1 Werk intrinsieke en werk extrinsieke motivatie
In het boek ‘Marcus & Van Dam’ wordt er onderscheid gemaakt tussen 2 soorten motivaties.
citaat uit het boek: ‘Belangrijk in de ontwikkeling van het begrip motivatie is het onderscheid
tussen werk intrinsieke motivatie en werk extrinsieke motivatie’ (Marcus & Van Dam, 2019,
p. 337). Ik zelf word gemotiveerd van werk wat voor mij uitdagend is. Als het werk uitdagend
is word ik snel gemotiveerd om het werk te doen omdat ik plezier haal uit het uitdagen van
mezelf. Dit soort motivatie wordt volgens het boek gecategoriseerd onder de werk
intrinsieke motivatie categorie. Daarnaast word ik ook zeer gemotiveerd van werk binnen
een mooie, gezellige en veilige omgeving. Ik vind het werk veel leuker en raak veel
gemotiveerder als de omgeving waar ik werk een prettige omgeving is om te zijn. Factoren
die daar in bijdrage zijn bijvoorbeeld: leuke en gezellige collega’s, een prettige temperatuur
op de werkplek, een schone werkplek, een gestructureerde werkplek en zo voort. Volgens
het boek wordt deze vorm van motivatie gecategoriseerd onder de werk extrinsieke
motivatie. Uitdagend werk en een prettige werkomgeving zijn voor mij wel de belangrijkste
motivatiefactoren.
1.2 Mijn motivatie en de motivatietheorieën
Naast deze 2 voor mij belangrijkste motivatie factoren zijn er nog veel motivatiefactoren die
mij motiveren tijdens het werken. Zo ben ik ook zeer gedreven om iets van mijn leven te
gaan maken. Ik wil later graag succesvol zijn en daarom zal ik veel moeten groeien op
persoonlijk gebied. Het boek ‘Marcus & Van Dam’ categoriseert deze vorm van motivatie
onder de Groeibehoefte van de theorie van Alderfer (Marcus & Van Dam, 2019, p. 336).
Deze vorm van motivatie behoord onder de werk intrinsieke motivatie.
Ik word ook heel gemotiveerd van welk waar ik de kans krijg goede relaties op de bouwen
met collega’s. Het boek ‘Marcus & Van Dam’ categoriseert deze motivatie onder de
affiliatiebehoefte volgens de theorie van McClelland (Marcus & Van Dam, 2019, p. 337).
Deze vorm van motivatie behoord onder de werk extrinsieke motivatie.
Ook word ik snel gemotiveerd als ik bijvoorbeeld verwacht dat de waarde van de beloning
die ik krijg voor het te verrichte werk goed is. Bijvoorbeeld wanneer ik veel studiepunten kan
halen voor een opdracht of een goede bonus kan krijgen voor een opdracht of het behalen
van bepaalde resultaten. Deze vorm van motivatie wordt volgens het boek ‘Marcus & Van
Dam’ gecategoriseerd onder de verwachtingstheorie van Vroom (Marcus & Van Dam, 2019,
p. 337). Deze vorm van motivatie behoort onder de werk extrinsieke motivatie
1.3 Anderen motiveren
Ik word ook zeer gemotiveerd door het motiveren van anderen. Als ik samenwerk in een
groep probeer ik daarom ook altijd mijn omgeving te motiveren. Ik probeer mijn omgeving
te motiveren door bijvoorbeeld tegen mijn omgeving te zeggen wat de beloning is voor wat
we aan het doen zijn, waarbij ik probeer mijn omgeving ervan te overtuigen dat het een
goede beloning is. Ik doe dit op deze manier omdat ik weet dat iedereen minstens wel een
beetje gemotiveerd raakt door de beloning die ze krijgen van het werk. Deze motivatie kan je
