1.2 Jagers en verzamelaars, tot circa 11.000 voor Christus
De eerste mensen hadden nog geen schrift. Voor kennis over deze mensen gebruiken we
hun niet-schriftelijke bronnen (materiële bronnen zoals grotschilderingen, graven en
vuistbijlen). Het is de archeologie die zich met het opgraven van sporen uit de prehistorie,
de tijd voor de uitvinding van het schrift, bezighoudt. Deze tijd heette de steentijd.
We gaan er nu vanuit dat een God de aarde geschapen heeft, dit heet de evolutietheorie.
Sommige wetenschappers gaan er tevens wel vanuit dat bovennatuurlijke krachten de
levensvormen geschept hebben.
Ook is het nog steeds de vraag of de mens voorkomt uit de aap of niet. Charles Darwin deed
hier onderzoek naar. Een scherp onderscheidt tussen de aap en de mens is er niet.
De eerste mensen leefden in stammen van twintig tot vijfentwintig mensen. Dit was omdat
er anders een voedseltekort zou bestaan in de groep. Als er geen eten meer was, trokken de
mensen verder. Dit is het nomadische bestaan. Ze woonden meestal in grotten. Als er wel
veel voedsel was, werden er ook simpele hutjes gebouwd. De afhankelijkheid van de natuur
was allesbepalend en daarom worden volken van jagers-verzamelaars natuurvolken
genoemd.
In deze natuurvolken was de taakverdeling erg simpel: mannen gingen op jacht en vrouwen
plukten bessen en zorgden voor de kinderen. De jagers-verzamelaars leefden in egalitaire
groepen.
In Nederland duurde het relatief lang voordat de moderne mens opdook in onze streken. Dit
kwam door meerdere oorzaken:
- Ze moesten vanuit Afrika komen
- Het klimaat was hier lange tijd ongeschikt
- Nederland had vooral moerassen en het land stroomde vaak over door de rivieren
KA: 1. De levenswijze van jagers-verzamelaars.
1.3 Eerste landbouw en eerste boerendorpen, vanaf circa 11.000
voor Christus
Door klimaatverandering en groeiende hersenontwikkeling gingen de jagers-verzamelaars
over op landbouw: de neolithische revolutie. Ze ontdekten dat planten en granen korrels
voortbrachten. Hier begonnen ze brood van te maken. Ook wisten ze dieren bij te houden
die melk, eieren en vlees gaven. Deze domesticatie was het begin van de akkerbouw en
veeteelt. Dit gebeurde voor het eerst in Mesopotamië, hier had je een warm klimaat met
voldoende neerslag en zoetwaterrivieren. Dit gebied werd ook wel de Vruchtbare
Halvemaan genoemd. Deze agrarische cultuur werd later verspreid, dit nam wel duizenden
jaren in beslag.
Drie gevolgen van de landbouw waren zo ingrijpend, dat men sprak van een nieuwe
steentijd: het neolithicum.
- De voedselproductie steeg en er was meer zekerheid van kwaliteit en kwantiteit.
- De mens ging een sedentair bestaan leiden, ze konden op 1 plek blijven wonen.
- De bevolking groeide, doordat mensen langer bij elkaar bleven