Tahrim Ramdjan Klas 6, SE-weken 2, 3 en CE Versie van 25 januari 2016
Aeneis: het pensum, samengevat
2 Aeneas vient au Carthage
2.1 Proeemium: de woede van Juno
a Inleiding
Samenvatting
In de inleiding is Vergilius aan het woord. Hij begint door te melden dat hij de man bezingt die van de
Trojaanse kust als eerste naar de kust van Italie en de latere stad Lavinium was, na vele
omzwervingen op zowel land als zee – door de woede van Juno – en het overleven van de oorlog, tot
hij uiteindelijk de Penaten naar Latium zou brengen, waarvandaan ook de voorvaders uit Alba Longa
kwamen. Hij roept, net als Homerus, de Muzen op om te vertellen door welke oorzaken Juno
uiteindelijk Aeneas zoveel heeft laten doorstaan. Vergilius besluit met de vraag of er onder een
hemelbewoner zoveel woede kan zijn.
‘Troiae’ t/m ‘alto’ vat boek 1-6 samen, ‘multa quoque’ t/m ‘Latio’ vat boek 7-12 samen.
Stijlfiguren
Ppt ‘arma’ (1) = verwijst naar de strijd die Aeneas moet voeren
Ea ‘memorem’ (4) = inhoudelijk bij Juno, grammaticaal bij ‘iram’
Ea ‘altae’ (7) = inhoudelijk bij moenia, grammaticaal bij ‘Romae’, tevens Hyp
Enj ‘multa’ (5) = benadrukt dat Aeneas veel heeft meegemaakt
Rep ‘tot’ (9-10) = benadrukken dat Aeneas veel heeft meegemaakt
b De redenen van Juno’s woede
Samenvatting
De tekst begint in het midden van de verhandeling. Vergilius vertelt over Carthago, een stad die
bekend staat door haar rijkdom en haar ijver in oorlog, en die Juno als favoriet beschouwde op
Samos na (of misschien wel juist boven Samos). Haar wapens en wagen waren hier, en ze streefde
ernaar dat de Carthagers uiteindelijk over alle volkeren zouden heersen. Ze had echter gehoord dat er
nageslacht uit Trojaans bloed zou komen, dat uiteindelijk haar Tyrische burcht Carthago zou
verwoesten – de Parcen hadden zo beschikt. Ze vreest dit en denkt aan de oorlog die ze voerde bij
Troje om haar stad Argos te verdedigen, en ze dacht ook nog aan de andere dingen die haar boos
maakten (het oordeel van Paris, de geroofde Ganymedes). Mede hierdoor wilde Saturnia – ook wel
Juno – de Trojanen, voor zover die er nog waren na de afslachting door de Grieken, afhouden van
Latium en zij zwierven vele jaren rond door het lot.
Stijlfiguren
Pl ‘magis omnibus unam’ (15) = ‘meer dan allen’ en ‘als enige’ betekenen hetzelfde
Plypt ‘hic, hic, hoc’ (16-17) = hetzelfde woord in andere vormen gebruiken
Ch ‘populum … venuturum … volvere, Parcas’ (21-23) = zelfst nw – ww – ww – zelfst nw
Let op arcebat (31) = conatief impf, ook halverwege 31 subjectswisseling.
2.2 De storm
a Juno voelt zich de mindere van Pallas
Samenvatting
Terwijl Aeneas cum suis van de kust van Sicilië varen, nog blij, vraagt Juno zich af of ze met haar
plannen moet ophouden, puur omdat ze overwonnen is (ze had al gehoord dat er Trojaans
nageslacht zou komen). Ze is jaloers op Pallas, die Ajax strafte en zijn schepen verbrandde, omdat hij
in haar tempel zich vergreep aan Cassandra. Hier beschrijft Juno hoe Ajax vlammen uitspuwde en
door een wervelwind op een rots werd vastgenageld. Dan maakt ze de vergelijking met zichzelf: ze is
koningin der goden, zus en echtgenote van Jupiter, en toch voert ze al zoveel jaren oorlog met een
,SV Latijn : Vergilius’ Aeneis cultuur en samenvatting 2
Tahrim Ramdjan Klas 6, SE-weken 2, 3 en CE Versie van 25 januari 2016
enkel volk, de Trojanen! Ze vraagt zich af wie hierna nog haar goddelijke macht zal adoreren of wie
nog iets voor haar zou offeren.
Stijlfiguren
D.I. ‘laeti’ (35) = dramatische ironie, nu zijn de Trojanen nog blij, niet wetende dat er een storm zal
komen
Hyp ‘aeternum … vulnus’ (36) = hyperbaton zodat je de indruk krijgt dat Juno’s woede langdurig is
Ell ‘vela’ (37) = voeg toe ‘ventis’
Ell ‘secum’ (37) = voeg toe ‘dixit’ of ‘locuta est’
Ironie ‘quippe vetor fatis’ (39)
Hyp ‘rapidum … ignem’ (42)
Asy ‘;’ (45) – let op: adversatief (maar)
Antithese ‘una’ (47) – ‘tot’ (47)
Antithese ‘ipse’ (42) – ‘ast ego’ (46)
b Juno bezoekt Aeolus
Samenvatting
Juno’s hart is aangestoken en terwijl ze zich dus afvroeg of iemand haar nog zou aanbidden, ging ze
naar Aeolia, het vaderland der wolken, rijk met zuiderwinden. Daar was koning Aeolus, die de
stormen en winden vasthield met boeien en een kerker. Deze winden en stormen waren
verontwaardigd en brulden van de berg, maar Aeolus zat hoog op de burcht en brengt de
gemoederen tot bedaren. Deed hij dat niet, dan zouden de zeeën, landen en hemel door de winden
en stormen meegesleurd worden. Jupiter de almachtige heeft echter de winden opgeborgen in een
kerker, een hoge berg daarbovenop geplaatst en hen koning Aeolus gegeven, die op bevel hen wist
los te laten en vast te houden. Anyhow – terug naar Juno: zij ging dus als smekeling naar Aeolus.
Stijlfiguren
Hyp ‘flammato … corde’ (50), overigens ook een abl.abs.
Ch ‘luctantis ventos tempestatesque sonoras’ (53) = ppa – znw – znw – ppa
Paral ‘imperio premit … [vinclis et carcere] frenat’ (54) = abl/znw – ww – abl/znw – ww
Person ‘indignantes’ (55)
Onomatopee ‘murmure’ (55) = woord klinkt zelfde als betekenis
Psy ‘ac’ ‘-que’ –‘que’
Ell ‘abdidit’ (60): vul aan ‘eos’
Metafoor ‘laxas … dare … habenas’ (63) = duiden op winden als paarden
Alliteratie ‘f’ in (51), ‘m’ in (55), ‘c’ in (56)
c Juno doet een beroep op Aeolus
Samenvatting
Juno spreekt tot Aeolus, omdat hij door de vader der goden en mensen (Jupiter) gegeven is de
golven zowel te verheffen als te kalmeren met de wind. Ze legt hem uit dat een aan haar vijandig volk
over de Tyrrheense zee vaart, de Penaten richting Italie dragend. Middels een imperatief draagt ze
Aeolus op om de winden kracht te geven en de schepen te vernietigen en de mensen te laten
verdrinken, of ze in diverse richtingen te laten uiteenvaren. Ze belooft Aeolus de mooiste nimf van de
zeven uitstekende nimfen die ze heeft. Deze nimf, Deiopea, zal erg lang met hem trouwen (daar kan
Juno voor zorgen als godin van het huwelijk) en mooi nageslacht met hem maken, als dank voor wat
Aeolus voor Juno doet. Aeolus zegt echter dat dat niet hoeft, omdat Juno hem koning maakt der
winden, het voorbestemd is dat hij haar bevelen uitvoert, hij van haar mee mag eten bij de goden, et
cetera.
Stijlfiguren
Hyp ‘omnis … annos’ (74) = benadrukt hoelang Aeolus en Deiopea samen zullen blijven
Rep ‘tu … tu … tu’ (78-79) = benadrukt belang van Juno en dat zij hem koning van de winden maakt
Ell ‘contra’ (76): voeg toe ‘dixit’
Ell ‘das’ (79): voeg toe ‘mihi’
Ell ‘facis’ (80): voeg toe ‘me’
, SV Latijn : Vergilius’ Aeneis cultuur en samenvatting 3
Tahrim Ramdjan Klas 6, SE-weken 2, 3 en CE Versie van 25 januari 2016
d Noodweer overvalt de vloot van Aeneas
Samenvatting
Aeolus keerde zijn lans om en deukte de bergen in, waardoor de winden loskwamen. De Eurus
(zuidoostenwind), Notus (zuiderwind) en Africus (zuidwestenwind) deden golven naar de kusten
komen. De mannen van Aeneas schreeuwen, touwen kraken, de donkere nacht doet zich voor en er
is onweer. Aeneas wordt bang, steekt zijn handen uit naar de hemel en bezingt de Trojaanse helden
die heldhaftig mochten sterven (niet in zo’n stomme storm) dus in een gevecht. Zo bezingt hij ook de
Griekse Diomedes – was hij maar in zijn handen gestorven, daar op de Trojaanse velden, waar tevens
Hector vermoord door Achilles ligt, waar Sarpedon ligt en waar de rivier de Simois zoveel lichamen
meesleurt.
Stijlfiguren
Ell ‘dicta’ (81): voeg toe ‘sunt’
Ppt ‘cuspide’ (81) staat voor de staf van Aeolus
Ell ‘porta’ (84): voeg toe ‘est’
Ell ‘totum’ (84): voeg toe ‘mare’
Psy ‘-que’ ‘-que’ –‘que-‘ (85) legt de nadruk op vele winden, veel geweld door loskomende winden in
een keer
Metonymia ‘diemque’ (88): ‘dag’ voor ‘daglicht’
Psy ‘-que’ ‘-que’ (94): oprecht heel gelukkig
Teichoscopie ‘ora patrum’ (95)
Patronymicum ‘Tydide’ (97) = iemand aanduuiden door middel van de naam van vader of voorvader,
Diomedes wordt bedoeld
Rep ‘ubi’, ‘ubi’, ‘ubi’ (99-100) = waar
Patronymicum ‘Aecidae’ (99) = Achilles
Ea ‘fortia’ (101) = inhoudelijk bij ‘virum’, grammaticaal bij ‘corpora’
All ‘c’ (81); ‘v’ (82); ‘t’ (83)
2.3 Landing op de Afrikaanse kust
Neptunus krijgt inmiddels door dat er een storm is gestart zonder zijn medeweten. Hij brengt de storm
tot bedaren. Aeneas weet met zeven van zijn twintig schepen de kust van Carthago te bereiken.
a De Trojanen maken vuur, Aeneas gaat op onderzoek
Samenvatting
Aeneas verzamelt zeven schepen van het totale aantal. De Trojanen, met liefde voor het vasteland,
gaan van boord en zoeken zand op om hun vuile ledematen op te leggen. Makker Achates slaat een
vonk uit een steen, vangt het vuur op met bladeren en wekte een vlam op. Ze haalden graan,
bedorven door de zee, tevoorschijn en wilden het eerst roosteren, dan malen (dat kan niet meteen
omdat het nat is geworden). Aeneas gaat ondertussen op een rots staan en zoekt een uitzicht over
de gehele zee zodat hij iemand als Antheus kan vinden (ook een makker van hem), of Trojaanse
schepen, of de makker Capys of de schilden van Caicus op de schepen. Capys en Caicus zijn ook
allemaal metgezellen.
Stijlfiguren
Person ‘Cererem’ (177): Ceres als godin van het graan, er wordt graan bedoeld
Ppt ‘undis’ (177): golven voor zee
b Aeneas maakt zeven herten buit
Samenvatting
Aeneas ziet geen schepen, maar wel drie herten op de kust, die gevolgd worden door een hele
kudde. Ze stoppen in een vallei. Aeneas pakt zijn pijl en boog, die Achates altijd draagt, en legt eerst
de leiders van de kudde neer die hoge geweien dragen. Daarna jaagt hij de hele menigte op en
uiteindelijk schiet hij zeven herten neer, het aantal neergeschoten herten gelijkstellend aan het aantal
schepen. Hij gaat terug naar de makkers op de kust en verdeelt de wijn die Acestes – koning van