Leerjaar 1, onderwijseenheid 2
Door Indy Janssen
1
,Inhoud: Bladzijde:
1) Verpleegtechnische vaardigheden ………………………………… 3
a) Belangrijkste begrippen ………………………………………… 3
b) Kennis ……………………………………………………………. 4
2) Communicatieve vaardigheden …………………………………….. 6
a) Belangrijke begrippen …………………………………………... 6
b) Kennis …………………………………………………………….. 6
3) Anatomie en fysiologie ………………………………………………. 7
a) Belangrijke begrippen …………………………………………... 7
b) Kennis …………………………………………………………….. 8
4) Wg ………………………………………………………………………... 9
a) Belangrijke begrippen …………………………………………... 9
b) Kennis ……………………………………………………………. 10
2
, Verpleegtechnische vaardigheden
A) Belangrijke begrippen
ADL: Algemene dagelijkse levensverrichtingen.
Candida infectie: Schimmelinfecte bij een vrouw.
Decubitus: Drukplek waardoor huid en onderliggende weefsels beschadigd raken.
Bradenschaal: Meetinstrument voor decubitus.
Spitsvoeten: Vervorming voeten door te strakzittend beddengoed.
Mictiedagboek: Methode om urineverlies te kwantificeren (behandelen).
Perfusie: Bloeddoorstroming.
Erytheem: Roodheid van de huid.
Intertrigo/smetten: Huidaandoening in de huidplooien.
Skin tears: Scheur in de huid.
Sputum: Slijm dat vanuit de luchtwegen wordt opgehoest.
Cellulose: Celwanden van planten (bevorderd doorgang van ontlasting).
Mictie: Toiletgang.
Defecatie: Ontlasting via anus (poep)
Bristol stoelgangschaal: De basis van de defecatie wordt in categorieën gedeeld.
Obstipatie: Harde ontlasting.
Anaal tampon: Tegen ongewenst verlies van defecatie.
Cystitis: Blaasontsteking.
Delier: Acute toestand van verwarring.
Bladderscan: Echografie waarmee urine hoeveelheid gemeten wordt dat in de blaas
zit.
ADL-activiteiten: Aankleden, eten en drinken, lopen.
Haptonomie: De leer van voelen, tasten en aanraken.
Schredestand: 1 voet voor, 1 voet daarachter.
Spreidstand: Voeten naast elkaar onder schouderhoogte.
Wet BIG: Beroepen in de individuele gezondheidszorg. De wet geeft aan welke
zorgverleners bevoegd zijn om een handeling uit te voeren.
Disposable: Wegwerp baar.
Conus: Tip van de spuit waar de naald aan bevestigd kan worden.
Subcutaan: Injecteren, onderhuids (via huidplooi techniek of loodrechttechniek)
Intramusculair: Injecteren, in de spieren (loodrechttechniek stretchtechniek en
rangeertechniek (huid zijwaarts)
Musculus vastus lateris: Brede zijspier.
Musculus rectus femoris: Rechte dijbeenspier.
Eenheden van 1-2 ml kunnen in de armspier worden geïnjecteerd.
Aspireren: Terugtrekken zuiger injectiespuit (5 tot 10 seconden).
De huid niet masseren bij een zorgvrager die insuline of bloedverdunners gebruikt.
Hematoon: (bloeduitstorting/blauwe plek)
Nervus ischiadicus: (leidt tot gevoelloosheid)
AED: Automatische Externe Defibrillator
Molton: Onderlegger om vocht op te vangen.
Steeklakens: Dikke halve lakens voor onder de stuit.
Dekenboog: Stellage in bed boven de voeten wat voorkomt dat de lakens op de
onderbenen rust.
Voetensteun: Voorkomt dat de patiënt naar de onderkant van het bed glijdt.
B) Kennis
3