Aardrijkskunde Wereld:
Iris Jonker A4C
Introductie:
Arbeidsintensief= productieproces waarbij veel arbeid wordt ingezet per product.
Armoedegrens= inkomen dat je nodig hebt om in je basisbehoefte te kunnen voorzien. De
grens is door de VN vastgesteld op 1,70 per dag. Naar schatting leven 700 miljoen mensen in
extreme armoede. (2015)
Bevolkingsgroei= toename van de bevolking in een bepaalde periode. De toename kan het
gevolg zijn van een geboorteoverschot, een vestigingsoverschot of een combinatie hiervan.
BRIC(S)= Brazilië, Rusland, India, China en (Zuid-Afrika) Landen die in de periode 2000-2012
een snelle economische groei doormaakten.
Gini-coëfficiënt= een maat om sociale ongelijkheid te meten. De coëfficiënt loopt van 0
(volledige gelijkheid) tot 1 (volledige ongelijkheid)
Handelsbalans= overzicht van de waarde van de geëxporteerde en geïmporteerde goederen
van een land.
Informele sector= het niet-officiële deel van de economie van een land. De opbrengsten van
deze sector worden niet of geschat opgenomen in de officiële statistieken. Ook wel
scharreleconomie genoemd.
Megastad= stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
Vergrijzing= de toename van het aandeel ouderen (>65 jaar) in de bevolking.
Welzijn= de rijkdom van een land op basis van levensomstandigheden zoals gezondheid,
scholing en voedsel. Ook wel maatschappelijke welvaart genoemd.
, §1 Patronen: verschillen in welvaart:
Meten van welvaartsverschillen tussen landen:
- BBP; gemiddelde inkomen van een inwoner in een land.
- Samenstelling van de beroepsbevolking; degene met betaald werk.
- VN-ontwikkelingsindex/welzijnsindex; naast inkomen ook levensverwachting en
analfabetisme. (tussen de 0 en 1-> maximaal)
Nadelen meting met bbp/hoofd:
- De koopkracht verschilt per land; hoeveel kun je voor 1 euro in een land kopen?
- De informele sector telt hier niet mee, terwijl deze in veel arme landen groter is dan
de formele sector.
- Het bbp/hoofd is een gemiddelde en de afwijkingen ten opzichte van het gemiddeld
inkomen kunnen heel groot zijn.
- Het bbp/hoofd laat geen regionale verschillen zien.
Sociale ongelijkheid: grote inkomensverschillen tussen groepen mensen.
Regionale ongelijkheid: verschillen in welvaart/ontwikkeling tussen gebieden.
Wereldsysteem:
Centrum – rijke (westerse) landen
Semiperiferie – landen die de laatste 20 jaar een enorme groei hebben doorgemaakt
Periferie – armste landen
§2 Bevolkingsspreiding en cultuurgebieden:
Bevolkingsspreiding: hoe de bevolking over een gebied verspreid is.
Bevolkingsdichtheid: aantal inwoners per vierkante km2.
Verklaring voor de bevolkingsspreiding:
1. De natuurlijke mogelijkheden; dichtbevolkt vruchtbare bodems, beschikbaarheid
water.
2. De ligging; toegankelijkheid, gunstige ligging ten opzichte van de economische
kerngebieden.
3. Het koloniale verleden; in de meeste vroeger gekoloniseerde gebieden bevindt de
bevolking zich in de kustgebieden. (vooral langs de op Europa gerichte Atlantische
kust)
Cultuurgebied: gebied met dezelfde normen/waarden. (kleding, bouwstijl enz)
- Taal en godsdienst zijn de belangrijkste cultuurelementen bij het indelen van de
wereld in cultuurgebieden.
Diffusie: de verspreiding vanuit een kerngebied met cultuurelementen (taal, religie, sport)
Acculturatie/cultuurvermenging: cultuurelementen van elkaar overnemen. (door toerisme,
migratie, moderne communicatiemiddelen)
Iris Jonker A4C
Introductie:
Arbeidsintensief= productieproces waarbij veel arbeid wordt ingezet per product.
Armoedegrens= inkomen dat je nodig hebt om in je basisbehoefte te kunnen voorzien. De
grens is door de VN vastgesteld op 1,70 per dag. Naar schatting leven 700 miljoen mensen in
extreme armoede. (2015)
Bevolkingsgroei= toename van de bevolking in een bepaalde periode. De toename kan het
gevolg zijn van een geboorteoverschot, een vestigingsoverschot of een combinatie hiervan.
BRIC(S)= Brazilië, Rusland, India, China en (Zuid-Afrika) Landen die in de periode 2000-2012
een snelle economische groei doormaakten.
Gini-coëfficiënt= een maat om sociale ongelijkheid te meten. De coëfficiënt loopt van 0
(volledige gelijkheid) tot 1 (volledige ongelijkheid)
Handelsbalans= overzicht van de waarde van de geëxporteerde en geïmporteerde goederen
van een land.
Informele sector= het niet-officiële deel van de economie van een land. De opbrengsten van
deze sector worden niet of geschat opgenomen in de officiële statistieken. Ook wel
scharreleconomie genoemd.
Megastad= stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
Vergrijzing= de toename van het aandeel ouderen (>65 jaar) in de bevolking.
Welzijn= de rijkdom van een land op basis van levensomstandigheden zoals gezondheid,
scholing en voedsel. Ook wel maatschappelijke welvaart genoemd.
, §1 Patronen: verschillen in welvaart:
Meten van welvaartsverschillen tussen landen:
- BBP; gemiddelde inkomen van een inwoner in een land.
- Samenstelling van de beroepsbevolking; degene met betaald werk.
- VN-ontwikkelingsindex/welzijnsindex; naast inkomen ook levensverwachting en
analfabetisme. (tussen de 0 en 1-> maximaal)
Nadelen meting met bbp/hoofd:
- De koopkracht verschilt per land; hoeveel kun je voor 1 euro in een land kopen?
- De informele sector telt hier niet mee, terwijl deze in veel arme landen groter is dan
de formele sector.
- Het bbp/hoofd is een gemiddelde en de afwijkingen ten opzichte van het gemiddeld
inkomen kunnen heel groot zijn.
- Het bbp/hoofd laat geen regionale verschillen zien.
Sociale ongelijkheid: grote inkomensverschillen tussen groepen mensen.
Regionale ongelijkheid: verschillen in welvaart/ontwikkeling tussen gebieden.
Wereldsysteem:
Centrum – rijke (westerse) landen
Semiperiferie – landen die de laatste 20 jaar een enorme groei hebben doorgemaakt
Periferie – armste landen
§2 Bevolkingsspreiding en cultuurgebieden:
Bevolkingsspreiding: hoe de bevolking over een gebied verspreid is.
Bevolkingsdichtheid: aantal inwoners per vierkante km2.
Verklaring voor de bevolkingsspreiding:
1. De natuurlijke mogelijkheden; dichtbevolkt vruchtbare bodems, beschikbaarheid
water.
2. De ligging; toegankelijkheid, gunstige ligging ten opzichte van de economische
kerngebieden.
3. Het koloniale verleden; in de meeste vroeger gekoloniseerde gebieden bevindt de
bevolking zich in de kustgebieden. (vooral langs de op Europa gerichte Atlantische
kust)
Cultuurgebied: gebied met dezelfde normen/waarden. (kleding, bouwstijl enz)
- Taal en godsdienst zijn de belangrijkste cultuurelementen bij het indelen van de
wereld in cultuurgebieden.
Diffusie: de verspreiding vanuit een kerngebied met cultuurelementen (taal, religie, sport)
Acculturatie/cultuurvermenging: cultuurelementen van elkaar overnemen. (door toerisme,
migratie, moderne communicatiemiddelen)