Economie samenvatting H1 tm 6
H1 Alles is economie
Economie is de wetenschap die zich bezighoudt met de keuzes die mensen maken
tussen de behoeften en de beschikbare, schaarse middelen om in de behoeften te
voorzien.
Doordat onze middelen beperkt zijn, spreken we van schaarste. Binnen de economie
maken we onderscheid tussen twee soorten van schaarste:
Schaarste in absolute zin: er is letterlijk te kort een goed.
Schaarste in relatieve zin: er moet iets worden opgeofferd om het goed te
verkrijgen. (Er zijn opofferingskosten nodig.)
We onderscheiden 2 soorten behoeften:
Primaire behoeften: basisbehoeften, noodzakelijke levensbehoeften.
Secundaire behoeften: behoeften aan niet-noodzakelijke spullen.
Normale behoeften: je zou er zonder kunnen, maar dat is niet gemakkelijk.
Luxe behoeften: gaan verder dan het dagelijkse leven.
Het minimale inkomen dat nodig is om in je basisbehoeften te voorzien noemen we
de armoedegrens.
Als je kiest voor een bepaalde mogelijkheid dan offeren we de waarde van de
alternatieven op.
Opofferingskosten: de gederfde opbrengsten van het beste, niet gekozen, alternatief.
Opofferingskosten zijn er uitgedrukt in geld, maar ook bijvoorbeeld plezier en
ontspanning zijn opofferingskosten.
Belangrijk is dus dat de consument zijn voorkeuren rangschikt en de
opofferingskosten weet.
De mate waarin we in onze behoeften kunnen voorzien noemen we welvaart.
Als we kijken naar de behoeftebevrediging van de gehele samenleving spreken we
over maatschappelijke welvaart. We maken onderscheid tussen welvaart in ruime zin
en welvaart in enge zin. Welvaart in enge zin wordt gemeten met het bbp en is dus
objectief. Welvaart in ruime zin gaat meer over de tevredenheid van mensen en is
dus subjectief.
We bekijken de economie vanuit drie niveaus:
, H2 De Nederlandse economie
We kunnen de economie meten met behulp van het bbp.
Bruto Binnenlands Product: alles wat we in een land verdienen en produceren.
Economische groei is de procentuele verandering van het bbp.
bbp dit jaar - bbp vorig jaar
economische groei = x 100%
bbp vorig jaar
Punten van kritiek bbp:
Aantal inwoners: het bbp per hoofd is een betere maatstaf.
Koopkracht: de koopkracht van het nominale inkomen verschilt per land, het
reële bbp is een betere maatstaf dan het nominale bbp.
Verdeling bbp: andere verhoudingen rijk en arm.
Informele economie: zwart werken wordt niet gemeten.
Externe effecten: gevolgen van productie of consumptie voor de welvaart van
anderen zonder dat daar een vergoeding betaald wordt.
Lorenzcurve geeft een grafische weergave van de mate van ongelijkheid van de
inkomensverdeling over personen weer.
Stappen:
Sorteer op inkomen.
Verdeel de groepen in kwintielen (5 groepen van 20%).
Er zijn ook decielen (10 groepen van 10%) en kwartielen (4 groepen van 25%).
Bereken absoluut aandeel.
Bereken aandeel in procenten.
Bereken cumulatief aandeel.
Teken de grafiek.
Opmerkingen:
De Lorenzcurve geeft een
verdeling weer
De Lorenzcurve zegt niets over
absolute aantallen, bijv. 1
Aantal personen
Nominaal inkomen
2
Om de ongelijkheid van het inkomen te kunnen
vergelijken met andere landen, gebruiken we de
Gini-coëfficiënt. Hoe dichter het getal bij de 0, hoe
gelijker het inkomen is verdeeld.
H1 Alles is economie
Economie is de wetenschap die zich bezighoudt met de keuzes die mensen maken
tussen de behoeften en de beschikbare, schaarse middelen om in de behoeften te
voorzien.
Doordat onze middelen beperkt zijn, spreken we van schaarste. Binnen de economie
maken we onderscheid tussen twee soorten van schaarste:
Schaarste in absolute zin: er is letterlijk te kort een goed.
Schaarste in relatieve zin: er moet iets worden opgeofferd om het goed te
verkrijgen. (Er zijn opofferingskosten nodig.)
We onderscheiden 2 soorten behoeften:
Primaire behoeften: basisbehoeften, noodzakelijke levensbehoeften.
Secundaire behoeften: behoeften aan niet-noodzakelijke spullen.
Normale behoeften: je zou er zonder kunnen, maar dat is niet gemakkelijk.
Luxe behoeften: gaan verder dan het dagelijkse leven.
Het minimale inkomen dat nodig is om in je basisbehoeften te voorzien noemen we
de armoedegrens.
Als je kiest voor een bepaalde mogelijkheid dan offeren we de waarde van de
alternatieven op.
Opofferingskosten: de gederfde opbrengsten van het beste, niet gekozen, alternatief.
Opofferingskosten zijn er uitgedrukt in geld, maar ook bijvoorbeeld plezier en
ontspanning zijn opofferingskosten.
Belangrijk is dus dat de consument zijn voorkeuren rangschikt en de
opofferingskosten weet.
De mate waarin we in onze behoeften kunnen voorzien noemen we welvaart.
Als we kijken naar de behoeftebevrediging van de gehele samenleving spreken we
over maatschappelijke welvaart. We maken onderscheid tussen welvaart in ruime zin
en welvaart in enge zin. Welvaart in enge zin wordt gemeten met het bbp en is dus
objectief. Welvaart in ruime zin gaat meer over de tevredenheid van mensen en is
dus subjectief.
We bekijken de economie vanuit drie niveaus:
, H2 De Nederlandse economie
We kunnen de economie meten met behulp van het bbp.
Bruto Binnenlands Product: alles wat we in een land verdienen en produceren.
Economische groei is de procentuele verandering van het bbp.
bbp dit jaar - bbp vorig jaar
economische groei = x 100%
bbp vorig jaar
Punten van kritiek bbp:
Aantal inwoners: het bbp per hoofd is een betere maatstaf.
Koopkracht: de koopkracht van het nominale inkomen verschilt per land, het
reële bbp is een betere maatstaf dan het nominale bbp.
Verdeling bbp: andere verhoudingen rijk en arm.
Informele economie: zwart werken wordt niet gemeten.
Externe effecten: gevolgen van productie of consumptie voor de welvaart van
anderen zonder dat daar een vergoeding betaald wordt.
Lorenzcurve geeft een grafische weergave van de mate van ongelijkheid van de
inkomensverdeling over personen weer.
Stappen:
Sorteer op inkomen.
Verdeel de groepen in kwintielen (5 groepen van 20%).
Er zijn ook decielen (10 groepen van 10%) en kwartielen (4 groepen van 25%).
Bereken absoluut aandeel.
Bereken aandeel in procenten.
Bereken cumulatief aandeel.
Teken de grafiek.
Opmerkingen:
De Lorenzcurve geeft een
verdeling weer
De Lorenzcurve zegt niets over
absolute aantallen, bijv. 1
Aantal personen
Nominaal inkomen
2
Om de ongelijkheid van het inkomen te kunnen
vergelijken met andere landen, gebruiken we de
Gini-coëfficiënt. Hoe dichter het getal bij de 0, hoe
gelijker het inkomen is verdeeld.