100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Een samenvatting van alle powerpoints + cursus + mogelijke examenvragen het vak economische vorming van het eerste jaar

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
84
Geüpload op
19-09-2022
Geschreven in
2021/2022

Een samenvatting van alle powerpoints + cursus + mogelijke examenvragen het vak economische vorming van het eerste jaar. Met deze samenvatting 16/20 gehaald.

Instelling
Vak











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Geschreven voor

Instelling
Studie
Vak

Documentinformatie

Geüpload op
19 september 2022
Aantal pagina's
84
Geschreven in
2021/2022
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Economische vorming
Hoofdstuk 0 : Inleiding
0.1. Doel van economische wetenschap
Behoefte
Het menselijk handelen bestaat uit keuzes maken. We hebben allemaal andere behoeften
maar ook beperkte middelen. Dus we zijn verplicht op keuzes te maken

Keuzeprobleem = Hoe je behoeften moet bevredigen met schaarse middelen
Een keuzeprobleem kan individueel zijn maar ook op wereldschaal bijvoorbeeld
vluchtenlingencrisis, behoefte aan huisvestiging, ...

Economie
= de wetenschap die bestudeert hoe de mens met schaarse middelen handelt om zijn
behoeften (goederen & diensten) te bevredigen
= de studie van het menselijk streven naar bevrediging van behoeften met behulp van
schaarse middelen

Economie zit verweven in alle aspecten van ons dagelijk leven
 De term ‘economie’ komt uit het Grieks: OIKONOMIA
(OIKO = huis en NEMEIN = beheren): Het beheren van het huishouden, zorgen dat je met je
inkomsten je uitgaven kan dekken


Behoefte
= Aanvoelen van een tekort en streven dit tekort te bevredigen. Het is een subjectief
karakter dat kan wijzigen in tijd.

- Primaire of levensnoodzakelijke behoefte: voeding & kleding
- Materiële behoefte: schoon water
- Immateriële behoefte: onderwijs en ontspanning
- Collectieve of gemeenschappelijke behoefte: wegen en bejaardenzorg
- Individuele behoefte: voeding en huisvestiging

Schaarse middelen
“Schaars is niet zeldzaam.”
Bijvoorbeeld appels in de winkel zijn er met overvloed. Toch spreekt men in de economie
van schaarse goederen. Goederen waarvan de verlangde hoeveelheid de beschikbare
hoeveelheid zou overtreffen indien het gratis ter beschikking stond
bv. als appels gratis worden aangeboden, dan zal voorraad snel uitgeput zijn

,Schaarsheid duidt ...
- Niet op de hoeveelheid goederen en diensten
- Wel op de beperktheid van ons inkomen waardoor we niet tegelijk al onze behoeften
kunnen bevredigen.

Door een schaarste ontstaat er een markt en een prijs!


Nuttigheid en keuzeproblemen
Nut = mate van behoeftebevrediging (voor iedereen verschillend)

Economisch principe = mens tracht met zijn beschikbare middelen zo te kiezen, dat hij een
maximaal behoeftenbevrediging bereikt.

We hebben beperkte middelen en veel behoeften dus we moeten kiezen. We kiezen die
goederen en diensten die ons het hoogste nut opbrengen. Het kiezen is individueel.

Niet alleen consumenten hebben een keuzeprobleem. Ook bedrijven en de overheid worden
ermee geconfronteerd. Bedrijven kunnen een stuk grond dat ze gebruiken om een fabriek op
te bouwen niet meer gebruiken om er gewassen op te kweken.

De mens handelt rationeel en stelt een voorkeurschema (of waardeschema) op afhankelijk
van zijn subjectief nut. Dit is het economische principe.



0.2. Welvaart en welzijn
Welvaart: de mate waarin mensen met de beschikbare schaarse middelen in hun behoefte
kunnen voorzien.

Welzijn: ‘gevoel van welbevinden’. Dit legt geen beslag op schaarse middelen bv.
vriendschap.


Er is wel kritiek op de economie, bijvoorbeeld Zweden is. Een heel rijk land maar ze hebben
hoge zelfmoordcijfers. Economie moet ook met welzijn bezig zijn.

TESTJE: Is er sprake van welvaart of welzijn?
Je gaat op je vrije dag lekker uit eten (= welvaart) met je vriend(in) waar je heel erg verliefd
op bent en je geniet enorm van het leven (=welzijn).

,0.3. Soorten goederen en diensten
Vrijbuiters = Mensen die profiteren in de maatschappij
BV. een wijk wil extra beveiliging, een huis in het midden wil er niet voor mee betalen.
Beveiliging loopt rond de andere huizen maar het huis dat niet betaald wordt niet berooft
omdat die persoon ervan profiteert.

1) Niet-schaarse goederen (= Vrije goederen)
= Deze zijn in de natuur zo overvloedig aanwezig dat de volledige behoefte aan dergelijke
goederen kan worden bevredigd. Bv. Zonlicht, lucht, zeewater …

2) Schaarse goederen (= economische goederen)
= goederen waarvan de verlangde hoeveelheid de beschikbare hoeveelheid zou overtreffen
als het gratis ter beschikking stond
 Zuiver individuele goederen
- Goederen waarmee we het meeste in aanraking mee komen, er is sprake van rivaliteit
onder de consumenten. Bijvoorbeeld, als je een gsm koopt kan iemand anders net dezelfde
niet meer kopen.
- De producent kan consumenten uitsluiten van gebruik
- Wordt aangeboden door privébedrijven en verkocht via een “markt”

 Zuiver collectieve goederen
- Er is geen sprake van rivaliserende consumptie. Bijvoorbeeld de politiebescherming van
de ene persoon verhindert bescherming van de andere persoon niet
- Er is geen sprake van uitsluiting van consumptie
bv. politie zijn er voor ons allemaal, wegen zijn er voor iedereen, straatverlichting

 Quasi- (of semi-) collectieve goederen
- Er is geen rivaliteit (iedereen kan er gebruik van maken), maar wel uitsluitbaarheid.
Bijvoorbeeld een tolweg in Frankrijk, je moet tol betalen, anders mag je er niet in. De meeste
andere wegen in België zijn nog collectieve goederen.

- Er is sprake van rivalisering bijvoorbeeld het aantal leerlingen per klas is beperkt
- Er is sprake van uitsluiting bv. in privéscholen krijgen enkel degenen onderwijs die ervoor
betalen, maar is maatschappelijk ongewenst, daarom biedt de overheid onderwijs aan tegen
een lagere prijs.

- Aangeboden door de overheid voor een positief effect op de maatschappij.

- Maar het is wel moeilijk individueel af te rekenen, daarom moet gebruiker toch een zekere
bijdrage betalen bv. onderwijs, sociale zekerheid

Rivaliserend = De producent kan de consumenten uitsluiten van gebruik. Het goed of dienst
wordt geproduceerd door bedrijven en verkocht via een “markt”

Uitsluiting van consumptie = Het wordt geproduceerd door de overheid (of door bedrijven
in opdracht van de overheid) en je hoeft er niet voor te betalen (let op: indirect wel via de
belastingheffing)

, Economische goederen kunnen ook onverdeeld worden in...

1) CONSUMPTIEGOEDEREN
= Bevredigen rechtstreeks de behoeften van de consument
 Verbruiksgoederen = (niet-duurzame consumptiegoederen), sommige kan men
slechts éénmaal verbruiken (bv. brood).
 Gebruiksgoederen = (duurzame consumptiegoederen) Je kan deze verschillende
malen gebruiken voor de bevrediging van dezelfde behoefte (bv. cd)

2) INVESTERINGSGOEDEREN
= Dienen om andere (of consumptie- of investerings-)goederen te produceren. Deze
productie gebeurt door bedrijven Bijv. fabriek waar tomatensauzen gemaakt worden
 Vlottende investeringsgoederen = deze investeringsgoederen zijn niet-duurzaam bv
grondstoffen. Ze worden tijdens het prductieproces verwerkt of vernietigt.
 Kapitaalgoederen/productiegoederen = Deze zijn duurzaam bv een gebouw. Ze
hebben een levensduur van meer dan 1 jaar.

Let op: woonhuizen, scholen, wegen, ziekenhuizen = kapitaalgoederen (ze worden gebruikt
om diensten voort te brengen)


PROBLEEM:
Vaak is het onderscheid moeilijk te maken omdat niet de aard maar het gebruik van het
goed bepalend is voor het verschil  bijvoorbeeld auto’s in bedrijven zijn kapitaalgoederen
vs. auto van een particulier is een gebruiksgoed



0.4 Consumptie en productie
Consumptie = De aanwending van economische goederen voor niet-productieve doeleinden,
gaat gepaard met besteding van het inkomen

Productie = Het scheppen of toevoegen van waarde (nuttigheden) aan de economische
goederen, gaat gepaard met verwerven van inkomen.


Productie ontstaat door samenwerking van drie categorieën van productiefactoren:
1) NATUUR (primaire productiefactor)
= omvat alle natuurlijke rijkdommen
= belangrijk als leverancier van grondstoffen en energie
 De laatste jaren besteedt men aan deze productiefactor meer aandacht omdat men
zuiniger moet omgaan met de nog beschikbare middelen van de natuur

2) ARBEID (primaire productiefactor)
= omvat alle mogelijke arbeidsprestaties, zowel van fysieke als van intellectuele aard
= toenemend belang van geschoolde arbeid, management en ondernemen  dragen van
economische risico’s in een bedrijf

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
Annedevoeght Karel de Grote-Hogeschool
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
20
Lid sinds
3 jaar
Aantal volgers
13
Documenten
23
Laatst verkocht
3 maanden geleden

5,0

3 beoordelingen

5
3
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen