1. Inleiding
Functie bloed:
• Vervoert bloed: bloedcellen, serum, zuurstof, voedingstoffen
• Communicatie: transport signaalmoleculen bv. hormonen → coördinatie tussen cellen en
weefsel
• Warmtehuishouding door bloedsomloop
o Pulmonaire circulatie (longcirculatie): kleine bloedsomloop
o Systemische circulatie: grote bloedsomloop
OF
o Microciruclatie: netwerken met capillairen
o Macrocirculatie: hart, arteriën, venen
Bloed: 3l plasma + 2l bloedcellen (vooral rode BC)
→ ½ bloed in veneuze systeem, 1/3 in arteriële systeem
2. Het hart
2.1 Opbouw
Algemeen:
• wand ventrikel > wand atrium
→ neemt pompwerking voor zich
→ hartspiercellen ventrikel > hartspiercellen atrium
Endocard:
- endotheel
- dunne laag losmazig BW
- myo-elastische laag: gladde spiercellen + BW
- subendocardiale laag
lagen bevatten venen, zenuwen, Purkinje-vezels
• homoloog met intima van bloedvaten
• aflijning ruimtes tussen atrium en ventrikel
Myocard
• Uit hartspiervezels (dwarsgestreept, autonoom), gerangschikt in complexe spiralen
• Dikste deel
Epicard
Buitenste laag met BW + mesotheelcellen
(hartskelet):
• dicht BW dat atria en vetrikels scheidt
• hartspiervezels eraan aangehecht
• hartkleppen zitten eraan vast
o hartkleppen opgebouwd uit BWkern bekleed met endocard
1
, 2.2 Geleidingssysteem
Cellen door nexusverbindingen elektrisch gekoppeld
• Sinoatriale knoop (SA-knoop): in wand RA
• Atrioventriculaire knoop (AV-knoop): bundel van His ontspringt eruit
• Bundel van His (= atrioventriculaire bundel):
o loopt naar hart apex + vertakt in purkinje-vezels
(=veranderende hartspiercellen, gespecialiseerd in prikkeloverdracht)
→ verzorgen hartritme, contracties
o splitst in 2 takken
• Purkinje-vezels:
o =gemodifeerde hartspiercellen
o Centraal gelegen kernen
o Cel rijk aan glycogeen
o Weinig myofibrillen
o Veel mitochondria
2.3 Hartspiercellen
• Hartspiercellen kunnen spontaan contraheren, zonder dat ze van ZS impulsen ontvangen
(= prikkelgeneratie)
• Via nexusverbindingen in celmembraan gekoppeld tot functionele complexen
• Cellen van SA-knoop geven tempo aan hartcontractie
o Direct: tov atriale hartspiercellen
o Indirect: stimulatie AV-knoop + ventrikels via purkinje-vezels
• Atriaal syncytium = hartspiercellen samenwerken, verschillende spiervezels onderling
verbonden zijn tot één groot netwerk van vezels
2.4 Hartspierweefsel
Triaden: 3 delen
- Centrale buisvormige instulpingen
plasmamembraan naar binnen toe
- Aan weerszijden verbrede cysternen van
sarcoplasmatisch reticulum
→ triaden thv overgang A en I band
Diaden: 2 delen
maar 1 verbrede cystern
→ doel: spiercel gelijkmatig laten contraheren,
depolarisatie membraan doorgeven aan
myofibrillen zodat ook de binnenste myofibrillen
mee contraheren
→ diaden thv Z-lijn
Kenmerken:
• Celkernen liggen centraal
• 1 (of 2) kernen
• T-buizensysteem nauwelijks ontwikkeld (= systeem om membraanpotentiaal over te brengen
tot in myofibrillen)
• Frequente aanwezigheid van gap junctions (=nexusverbindingen)
→ bevatten atriumgranula die natriuretrische factor (ANF) bevatten
→ effect op bloeddruk (verlagend)+ elektrolythuishouding)
• Intercallaire schijven= grens tussen 2 achter elkaar liggende spiercellen
2
, • Jonger hart: minder BW, meer cellen met cytoplasma
Ouder hart: meer BW → minder efficiënte pompwerking
Innervatie: autonoom ZS
• OS: versnelling hartritme
• PS: vertraging hartritme
Sensibele innervatie: vrije, afferente zenuwuiteinden → tussen vezels van myocard
2.5 Pericard
• Opbouw: uit BW van epicard + mesotheelcellen
• Heeft visceraal + parietaal blad
2.6 Regulatie: baro- en chemoreceptoren
Baroreceptoren: bloeddruk regulering
Chemoreceptoren: O2 – CO2 – H+ regulering
• Baro en chemo receptoren in wand a. carotis (halsslagader)
• Vrije zenuwuiteinden
• Graad rekking waarnemen
• Carotislichaampjes= horta lichaampjes → bestaan uit glomuscellen
o Sterk doorbloed
o Type 1 glomuscellen: sensorische neuronen, O2 gehalte en CO2 gehalte, pH bloed
(H+) meten
→ als bv. O2 gehalte bloed te laag is → gewaargeworden en naar CZS gestuurd
o Type 2 glomuscellen: ondersteunende cellen
→ Type 2 glomuscellen zijn ook glucose sensor + rol als stamcellen (nog
onderzocht)
2.7 Hartinfarct
Dichtslibben bloedvaten (coronairen) door plaque vorming kan hartinfarct veroorzaken
→ bloeddoorstroming belemmeren / scheuring veroorzaken
Als hartinfarct overleven:
• Hypertrofie: hartspierweefsel sterft af → wordt
littekenweefsel → wand niet meer samentrekken
• Andere deel gaat proberen compenseren om meer
spiermassa te krijgen (compenseren voor verlies spiermassa)
• Volume hart verkleind door massagroei → ventrikel dilatatie
(=verwijding) tot gevolg
• Verdere uitbreiding lumen: volume te groot om door beperkt
myocard weg te krijgen → hart oververmoeid
• Coronaire verandering: verminderde doorstroming
bloedvaten → verminderde flow
Fysiologisch in vitro meten bij ratten: bestuderen coronaire veranderingen
Proces: Bepaalde druk geven → flow coronairen kunnen volgen als fysiologische vloeistof doorheen
sturen
In ventrikel: ballon katheter → lumen oppompen → meer druk op coronairen → zien hoe
coronairen reageren
3
, Resultaten:
Vasodilatatie (relaxatie vaten) vermindert
NO zorgt voor relaxatie bloedvaten
Infarct: verhoogde productie zuurstofradicalen
→ zorgen ervoor dat NO weggevangen wordt + radicaalvorming
ervan
→ resultaat: toch geen verhoogde vasodilatatie want NO
omgevormd
→ Rode cirkels kan je aantonen in metingen
Besluit:
Conclusie:
• Er is een delicate interactie tussen de coronaire vasculatuur en het myocardiaal weefsel na
permanente ischaemie
• De balans tussen NO (endothelium-derived) and O2- (myocardial production) heeft een
enorme impact op het evenwicht van de myocardiale remodellering
3. Bloedvaten
• Bekleed met endotheel
• Ook lymfevaten systeem bestaat uit
capillairen, steeds grotere vaten
• Bij dikkere vaten: 3 lagen
3.1 Lagen
Tunica intima
• Endotheel + lamina basalis
• Subendotheliaal BW
• Endotheelcellen: dun, plat, uitgestrekt
• Arteriën: tussen intima en media:
lamina elastica interna (uit eiwit elastine)
Tunica media
• Bevat gladde spiercellen (circulair gerangschikt)
• Tussen spiercellen: extracellulaire matrix
→ rijk aan proteoglycanen + elastische collagene vezels
→ ECM aangemaakt door gladde spercellen
• Soms tussen media en adventitia: lamina elastica externa
4