FH (motorisch leren)
Ganganalyse
Meest efficiënte tempo van lopen: 5 km/uur - langzamer kost meer energie
Gangpatroon:
HS: heel stance/inital contact/terminal swing
FF: flat foot/loading response
MS: Mid stance
HO: Heel off/terminal stance/preswing
TO: toe off/preswing/initial swing
MSW: midswing
Waar let je op tijdens analyse van iemands gangpatroon
Staplengte
Ritme
Belasting duur
Romp-rotatie
Armzwaai
Voetafwikkeling
Goniometrische analyse: in welk vlak en welke beweging maakt het gewricht
Klinimetrische analyse: ganganalyse Nijmegen
Afwijkingen in het gaan
Antalgisch gaan:
o 60% staan, 40% zwaai
o Oorzaak: pijn
Trendelenberg
o Wegzakken door heup: lateroflexie
o Spierzwakte gluteus medius
o Meestal unilateraal, anders waggelen
Duchenne
o Compensatiemechanisme romp
o Oorzaken
Spierzwakte
Pijn
Beenlengte-verschil
Functioneel beenlengteverschil
o Duchenne
o Circumductie
o Vaulting (op tenen staan voor ruimte langere been)
o Hip hiking (lateroflexie tijdens zwaaifase)
Vergrote spoorbreedte
o Instabiliteit
o Knie-valgus stand
o Geabduceerde heup
Verminderde dorsaalflexie
o Standfase: klapvoet
o Zwaaifase: sleepvoet -> compensatie hanetred (overmatig heffen knie)
o Verzwakte m. tib. Anterior
Knie-extensie
o Quadriceps zwakte
o Hydrops knie
o Contractuur dorsale kapsel
, Trainen
Snel resultaat -> expliciet
Lang behouden -> impliciet, blijft langer hangen
Empirisch leren -> probleem - hypothese – voorspelling – toetsing – evaluatie
Trainingsvariabelen:
Open of gesloten keten
Belasting
Tempowisselingen
Stabilisatie
Steunvlak
Aandacht
Visuele controle
Niveau weerstand
Soort weerstand
Richting
Versnelling
Trainingswetten: transfer naar doel
Algehele trainingswetten
Mobilisatie
Pijn
Patiëntvariabelen: algemeen en lokaal
Theorieën:
Adams’ closed loop-theory: start,stop, resultaat. Een snelle beweging kan je niet meer stoppen,
correctie kan alleen plaatsvinden bij langzame bewegingen.
Schmidt's schema theory: abstracte representatie van werkelijkheid. Geen specifieke
bewegingen maar generale regels voor beweging. In brein zit schema voor activiteit; aanpassing
aan de omgeving. Er is optimaal geleerd wanneer je gevarieerd hebt getraind
Ecologisch systeem: Een continue interactie met de omgeving. De lerende is een actieve
onderzoeker van de omgeving
Er is geen theorie die alles dekt
Systeembenadering: Taak, omgeving en individu
Choking under pressure
Motorisch leren
Fitts and Posner’s three stage model: cognitief, associatief en autonoom
Systems Three stage model
Gentile’s Two Stage model
Stages of motor program formation
Strategieën:
Cognitief: Stap voor stap benadering
Sensorisch: Gebruik van sensorische systemen om iets voor elkaar te krijgen
Motorisch
Posturale controle
Motorisch – veranderen van positie om de houding te handhaving.
Sensorisch – door kijken, horen, voelen veranderen of anders bewegen om houding te
handhaven.
, Cognitief – van tevoren bedenken wat er gaat gebeuren en zo bijdragen aan handhaven van de
houding.
Reactief – doordat er iets onverwacht gebeurt maak je een reflex om je houding te handhaven,
dit is vooral motorisch.
Predictief – voordat er iets kan gebeuren al aanpassingen maken om dan de houding te
handhaven, dit is vooral cognitief.
Proactief – door te kijken en luisteren al kijken wat er gedaan moet worden om de houding te
handhaven, dit is vooral sensorisch.
Leerstijlen: MOETDAD
Movement Imaginary
Observational learning
Errorless learning
Trial and error learning
Discovery learning
Analogy learning
Dual-task learning
Gecentreerd vs verspreid
Constant vs variabel
Random vs blocked
Whole vs part practice
Guidance vs discovery
Mental practice
Leren kan alleen als je variabel hebt getraind, dan kan je informatie beter onthouden
Classificatie van motorische vaardigheden:
Continuüm
Fijn of grove motoriek
Selfpace of externally pace
Discreet, serial of continuous
Simple of complex
Lage- of hoge organisatie (hoeveel sub-handelingen in de beweging)
Open of gesloten
Kinderen moeten goed variabel trainen maar er is geen gedetailleerde feedback nodig, bij ouderen duurt
het allemaal langer
Extrinsieke feedback: augmented, KR of KP
Intrinsiek: gevoel van de beweging, proprioceptie, kineastisch
Summed feedback
Faded feedback
Bandwidth feedback
Delayed feedback
Vormen van feedback:
Verbaal
Tactiel
Auditief
Visueel
Fysiologische basis van motorisch leren
Leren – permanente verandering
Ganganalyse
Meest efficiënte tempo van lopen: 5 km/uur - langzamer kost meer energie
Gangpatroon:
HS: heel stance/inital contact/terminal swing
FF: flat foot/loading response
MS: Mid stance
HO: Heel off/terminal stance/preswing
TO: toe off/preswing/initial swing
MSW: midswing
Waar let je op tijdens analyse van iemands gangpatroon
Staplengte
Ritme
Belasting duur
Romp-rotatie
Armzwaai
Voetafwikkeling
Goniometrische analyse: in welk vlak en welke beweging maakt het gewricht
Klinimetrische analyse: ganganalyse Nijmegen
Afwijkingen in het gaan
Antalgisch gaan:
o 60% staan, 40% zwaai
o Oorzaak: pijn
Trendelenberg
o Wegzakken door heup: lateroflexie
o Spierzwakte gluteus medius
o Meestal unilateraal, anders waggelen
Duchenne
o Compensatiemechanisme romp
o Oorzaken
Spierzwakte
Pijn
Beenlengte-verschil
Functioneel beenlengteverschil
o Duchenne
o Circumductie
o Vaulting (op tenen staan voor ruimte langere been)
o Hip hiking (lateroflexie tijdens zwaaifase)
Vergrote spoorbreedte
o Instabiliteit
o Knie-valgus stand
o Geabduceerde heup
Verminderde dorsaalflexie
o Standfase: klapvoet
o Zwaaifase: sleepvoet -> compensatie hanetred (overmatig heffen knie)
o Verzwakte m. tib. Anterior
Knie-extensie
o Quadriceps zwakte
o Hydrops knie
o Contractuur dorsale kapsel
, Trainen
Snel resultaat -> expliciet
Lang behouden -> impliciet, blijft langer hangen
Empirisch leren -> probleem - hypothese – voorspelling – toetsing – evaluatie
Trainingsvariabelen:
Open of gesloten keten
Belasting
Tempowisselingen
Stabilisatie
Steunvlak
Aandacht
Visuele controle
Niveau weerstand
Soort weerstand
Richting
Versnelling
Trainingswetten: transfer naar doel
Algehele trainingswetten
Mobilisatie
Pijn
Patiëntvariabelen: algemeen en lokaal
Theorieën:
Adams’ closed loop-theory: start,stop, resultaat. Een snelle beweging kan je niet meer stoppen,
correctie kan alleen plaatsvinden bij langzame bewegingen.
Schmidt's schema theory: abstracte representatie van werkelijkheid. Geen specifieke
bewegingen maar generale regels voor beweging. In brein zit schema voor activiteit; aanpassing
aan de omgeving. Er is optimaal geleerd wanneer je gevarieerd hebt getraind
Ecologisch systeem: Een continue interactie met de omgeving. De lerende is een actieve
onderzoeker van de omgeving
Er is geen theorie die alles dekt
Systeembenadering: Taak, omgeving en individu
Choking under pressure
Motorisch leren
Fitts and Posner’s three stage model: cognitief, associatief en autonoom
Systems Three stage model
Gentile’s Two Stage model
Stages of motor program formation
Strategieën:
Cognitief: Stap voor stap benadering
Sensorisch: Gebruik van sensorische systemen om iets voor elkaar te krijgen
Motorisch
Posturale controle
Motorisch – veranderen van positie om de houding te handhaving.
Sensorisch – door kijken, horen, voelen veranderen of anders bewegen om houding te
handhaven.
, Cognitief – van tevoren bedenken wat er gaat gebeuren en zo bijdragen aan handhaven van de
houding.
Reactief – doordat er iets onverwacht gebeurt maak je een reflex om je houding te handhaven,
dit is vooral motorisch.
Predictief – voordat er iets kan gebeuren al aanpassingen maken om dan de houding te
handhaven, dit is vooral cognitief.
Proactief – door te kijken en luisteren al kijken wat er gedaan moet worden om de houding te
handhaven, dit is vooral sensorisch.
Leerstijlen: MOETDAD
Movement Imaginary
Observational learning
Errorless learning
Trial and error learning
Discovery learning
Analogy learning
Dual-task learning
Gecentreerd vs verspreid
Constant vs variabel
Random vs blocked
Whole vs part practice
Guidance vs discovery
Mental practice
Leren kan alleen als je variabel hebt getraind, dan kan je informatie beter onthouden
Classificatie van motorische vaardigheden:
Continuüm
Fijn of grove motoriek
Selfpace of externally pace
Discreet, serial of continuous
Simple of complex
Lage- of hoge organisatie (hoeveel sub-handelingen in de beweging)
Open of gesloten
Kinderen moeten goed variabel trainen maar er is geen gedetailleerde feedback nodig, bij ouderen duurt
het allemaal langer
Extrinsieke feedback: augmented, KR of KP
Intrinsiek: gevoel van de beweging, proprioceptie, kineastisch
Summed feedback
Faded feedback
Bandwidth feedback
Delayed feedback
Vormen van feedback:
Verbaal
Tactiel
Auditief
Visueel
Fysiologische basis van motorisch leren
Leren – permanente verandering