Hoofdstuk 9 Begeleiding en behandeling bij verslavingsproblematiek
9.1 Verslaving: complex fenomeen
Verslaving is een complex fenomeen.
Vanaf het einde van de vorige eeuw wordt verslaving steeds meer biomedisch omschreven als ‘een
chronische hersenziekte met een destructieve leefstijl voor de persoon die het betreft en diens
omgeving’. (Leshner 1997).
De laatste jaren wordt ook in de verslavingszorg steeds meer gebruikgemaakt van het
biopsychosociaal model (Engel 1980). Het is een samenhangend theoretisch raamwerk waarin
verschillende denkmodellen zijn samengevoegd, waarbij steeds ook aandacht is voor het moreel-
existentieel perspectief van de patiënt. Het voordeel van dit model is dat de denkmodellen
complementair zijn aan elkaar: eerst biologisch evenwicht herstellen, vervolgens verbetering tot stand
brengen bij de patiënt door psychologische interventies en behandeling gericht op versterking van de
gezonde aspecten in de sociale omgeving.
9.2 Verslaving en verslavingszorg
De verslavingszorg kent een divers aanbod. Voorbeelden zijn hulpverlening die wordt geboden bij het
afkicken, ambulante begeleiding bij langdurig verslaafden, dagopvang waar patiënten onder toezicht
middelen kunnen gebruiken en dagbesteding bij zorgboerderijen.
De Nationale Drug Monitor (NDM) versterkt jaarlijks gegevens over de belangrijkste recente
ontwikkelingen op het gebied van het gebruik van drugs, alcohol en tabak in Nederland, met als doel
politici, beleidmakers en professionals in het veld te informeren.
9.2.1 Verslavende middelen
De verslavende middelen kunnen op basis van hun werking worden onderscheiden in drie soorten, te
weten:
- Stimulerend: onder andere koffie, tabak, cocaïne, amfetamine;
- Verdovend: bijvoorbeeld kalmerende medicijnen, heroïne, methadon;
- Bewustzijnsveranderend: onder meer hasj, lsd, psilocybine
Het onderscheid naar werking is niet altijd scherp te maken. Sommige middelen hebben een
‘gemengd’ effect.
9.3 Comorbiditeit (= tegelijkertijd hebben van meerdere aandoeningen)
De pathologie bij verslaafde mensen is vaak complex en wordt gekenmerkt door:
- Het gelijktijdig voorkomen van somatische stoornissen die een direct of indirect gevolg zijn
van het gebruik van verslavingsmiddelen
- Het gelijktijdig voorkomen van andere psychiatrische stoornissen
- Het veroorzaken van maatschappelijke overlast of crimineel gedrag
- Het veelvuldig gebruik van meerdere stoffen.
9.3.1 Polydrugsgebruik
Patiënten die zich melden met verslavingsproblemen, gebruiken vaak meerdere psychoactieve stoffen
tegelijkertijd (polydrugsgebruik).
Veel patiënten regelen hun welbevinden met behulp van allerlei ‘uppers’ (cocaïne) en ‘downers’
(heroïne). Deze tendens maken een breed diagnostische en therapeutische benadering noodzakelijk.
9.3.2 Dubbele diagnose