Week 7: CLUSTER A
(Esterberg, Goulding & Walker, 2010)
Verschillen tussen de 3 cluster A stoornissen
SPD PPD Schizoid PD
Meer bij Mannen
3-4% (meest voorkomend) 2-4% 1%
+ en – symp + -
Zowel cognitief-perceptuele Meer paranoia en Extreme sociale isolatie
(positief) als sociaal en achterdocht (positief). Geen positieve symptomen
interpersoonlijk (negatieve Geen negatieve
symptomen) symptomen
De interpersoonlijke/sociale Wantrouwen staat Extreme sociale isolatie
problemen komen vanuit voorop. door een gebrek aan
achterdocht en niet vanuit behoefte voor
gebrek aan behoefte. interpersoonlijke relaties
Overeenkomsten en differentiaaldiagnostiek met andere stoornissen
Autisme spectrum Autisme spectrum
stoornissen (met name stoornissen (met name
asperger) asperger)
- Sociale beperkingen &
vreemd gedrag &
moeilijkheden met
sociaal functioneren
Differentiaal diagnostiek:
- Aanwezigheid van
perceptuele
abnormaliteiten,
betrekking ideeën,
magisch denken en rare
overtuigingen en
achterdocht.
Schizofrenie prodrome(de Schizofrenie Schizofrenie prodrome*
periode vlak voor het ontstaan prodrome* * een prodroom of
van schizofrenie) de prodromale fase een
SPD wordt gezien als een vroeg symptoom of een
risicofactor voor het groep symptomen die de
ontwikkelen van schizofrenie. ontwikkeling van een ziekte
30% ontwikkeld dit uiteindelijk. aangeeft of een aanwijzing
dat een ziekteaanval op het
punt van gebeuren staat.
Esterberg: ‘Cluster A personality disorders: Schizotypal, Schizoid and Paranoid PD’s in
childhood and adolescence’.
Volgens velen zijn cluster A PD’s resistent voor behandeling. Individuen gediagnosticeerd
met deze pd’s zien de wereld als ‘out of line’ eerder dan dat ze zichzelf zien als niet
‘synchroon’ met de wereld om zich heen. Als gevolg hiervan zien anderen hen vaak als te
egocentrisch, waardoor er problemen ontstaan in het initiëren en het behouden van
relaties.
Deze stoornissen zijn samengevoegd in één cluster vanwege:
- Ze hebben allemaal positieve en/of negatieve kenmerken van psychotische
stoornissen.
- Ze delen genetische en omgeving gerelateerde risicofactoren.
1
, 2
(Esterberg, Goulding & Walker, 2010)
Verschillen tussen de 3 cluster A stoornissen
SPD PPD Schizoid PD
Meer bij Mannen
3-4% (meest voorkomend) 2-4% 1%
+ en – symp + -
Zowel cognitief-perceptuele Meer paranoia en Extreme sociale isolatie
(positief) als sociaal en achterdocht (positief). Geen positieve symptomen
interpersoonlijk (negatieve Geen negatieve
symptomen) symptomen
De interpersoonlijke/sociale Wantrouwen staat Extreme sociale isolatie
problemen komen vanuit voorop. door een gebrek aan
achterdocht en niet vanuit behoefte voor
gebrek aan behoefte. interpersoonlijke relaties
Overeenkomsten en differentiaaldiagnostiek met andere stoornissen
Autisme spectrum Autisme spectrum
stoornissen (met name stoornissen (met name
asperger) asperger)
- Sociale beperkingen &
vreemd gedrag &
moeilijkheden met
sociaal functioneren
Differentiaal diagnostiek:
- Aanwezigheid van
perceptuele
abnormaliteiten,
betrekking ideeën,
magisch denken en rare
overtuigingen en
achterdocht.
Schizofrenie prodrome(de Schizofrenie Schizofrenie prodrome*
periode vlak voor het ontstaan prodrome* * een prodroom of
van schizofrenie) de prodromale fase een
SPD wordt gezien als een vroeg symptoom of een
risicofactor voor het groep symptomen die de
ontwikkelen van schizofrenie. ontwikkeling van een ziekte
30% ontwikkeld dit uiteindelijk. aangeeft of een aanwijzing
dat een ziekteaanval op het
punt van gebeuren staat.
Esterberg: ‘Cluster A personality disorders: Schizotypal, Schizoid and Paranoid PD’s in
childhood and adolescence’.
Volgens velen zijn cluster A PD’s resistent voor behandeling. Individuen gediagnosticeerd
met deze pd’s zien de wereld als ‘out of line’ eerder dan dat ze zichzelf zien als niet
‘synchroon’ met de wereld om zich heen. Als gevolg hiervan zien anderen hen vaak als te
egocentrisch, waardoor er problemen ontstaan in het initiëren en het behouden van
relaties.
Deze stoornissen zijn samengevoegd in één cluster vanwege:
- Ze hebben allemaal positieve en/of negatieve kenmerken van psychotische
stoornissen.
- Ze delen genetische en omgeving gerelateerde risicofactoren.
1
, 2