HOOFDSTUK 1: CHROMATOGRAFISCHE
BEGRIPPEN
Chromatografie = methode voor zuiveren/scheiden van kleine hoeveelheden sterk verwante
stoffen zonder ontleding of nevenreacties
analysetechniek waarbij de scheiding gebeurt door een selectieve verdeloing vd
component tussen 2 fasen
o Hierbij laat men één (= mobiele fase) fase langs de andere (= stationaire fase)
stromen
Verschil in verdeling/ aantrekking tot MF en SF vd componenten
zorgen ervoor dat de componenten vh mengsel met verschillende
snelheden door chromatografisch systeem worden meegevoerd
scheiding componenten
Componenten gaan niet kapo en gaan niet reageren met elkaar
Hoe sterker componenten aangetrokken tot SF meer componenten vertraagd
Stoffen met weinig interactie met SF vloeien sneller mee met MF en vertonen minder
retentie of vertraging
Bolletjes gaan er vlotter door
Driehoekjes meer affiniteit voor SF,
dus meer vertraagd en zo
gescheiden van bolletjes die minder
affiniteit tonen voor de SF
Componenten kunnen altijd oplossen in MF
bewegende fase
Te scheiden mengsel wordt door MF
getransporteerd
Hoofddoel chromatofrafie = scheiden van verbindingen:
van deze verbindingen concentratie kunnen bepalen = hoeveel van deze stof/product
zit erin?
Verbindingen identificeren = wat zit erin?
Maat voor retentie in chromatofgrafisch systeem = specifiek voor elk component
identificatie
De blauwe stof heeft het minste affiniteit voor de kolom (SF)
De groene stof heeft het meeste affiniteit voor de kolom (SF)
, INDELING NAARGELANG SOORT CHROMATOGRAFIE
1. VERDELINGSCHROMATOGRAFIE
De componenten kunnen zich verdelen over de vloeibare stationaire en mobiele fase
afhankelijk van de oplosbaarheid in deze fases
De verschillende componenten doen dit op een verschillende manier dus in de
stationaire fase
Nernst: een opgeloste stof verdeelt zich over 2 beperkt of niet mengbare oplosmiddelen in
een constante verhouding verdelingscoëfficiënte K
Verhouding vd concentratie id SF tot de MF = K-waarde
Hoe hoger K, hoe liever component in de SF, want concentratie in SF hoger t.o.v. MF
K is een karakteristieke grootheid voor een bepaalde stof in een bepaald systeem en is:
o Onafhankelijk van de totale concentratie gelijk wat de concentratie is
van het totale component, deze gaan zich altijd verdelen over stationaire
fase en mobiele fase
o Afhankelijk van de temperatuur en de stof K blijft alleen constant als de
temperatuur en de stof ook constant blijven
De verhouding tussen conc. vd stof X in de SF t.o.V. conc. vd MF = verkrijgen
‘verdelingsisothermen’
Mobiele fase = bewegende
Stationaire fase = vaste
Verbindingen gaan interacties aan met MF of SF stoffen lossen op in MF en vloeien mee
indien weinig interactie met SF, indien aantrekking tot SF wordt component vertraagd =
scheiding
A, B en C zijn verschillende stoffen
Van A naar C neemt de oplosbaarheid in fase I (stationaire fase) af
K waarde daalt van A naar C stof C komt eerst uit de kolom, dan stof B, dan stof A
A lost het best op in de SF, waardoor hij het langst in het chromatografisch systeem verblijft en heeft
dus ook de hoogste K-waarde
BEGRIPPEN
Chromatografie = methode voor zuiveren/scheiden van kleine hoeveelheden sterk verwante
stoffen zonder ontleding of nevenreacties
analysetechniek waarbij de scheiding gebeurt door een selectieve verdeloing vd
component tussen 2 fasen
o Hierbij laat men één (= mobiele fase) fase langs de andere (= stationaire fase)
stromen
Verschil in verdeling/ aantrekking tot MF en SF vd componenten
zorgen ervoor dat de componenten vh mengsel met verschillende
snelheden door chromatografisch systeem worden meegevoerd
scheiding componenten
Componenten gaan niet kapo en gaan niet reageren met elkaar
Hoe sterker componenten aangetrokken tot SF meer componenten vertraagd
Stoffen met weinig interactie met SF vloeien sneller mee met MF en vertonen minder
retentie of vertraging
Bolletjes gaan er vlotter door
Driehoekjes meer affiniteit voor SF,
dus meer vertraagd en zo
gescheiden van bolletjes die minder
affiniteit tonen voor de SF
Componenten kunnen altijd oplossen in MF
bewegende fase
Te scheiden mengsel wordt door MF
getransporteerd
Hoofddoel chromatofrafie = scheiden van verbindingen:
van deze verbindingen concentratie kunnen bepalen = hoeveel van deze stof/product
zit erin?
Verbindingen identificeren = wat zit erin?
Maat voor retentie in chromatofgrafisch systeem = specifiek voor elk component
identificatie
De blauwe stof heeft het minste affiniteit voor de kolom (SF)
De groene stof heeft het meeste affiniteit voor de kolom (SF)
, INDELING NAARGELANG SOORT CHROMATOGRAFIE
1. VERDELINGSCHROMATOGRAFIE
De componenten kunnen zich verdelen over de vloeibare stationaire en mobiele fase
afhankelijk van de oplosbaarheid in deze fases
De verschillende componenten doen dit op een verschillende manier dus in de
stationaire fase
Nernst: een opgeloste stof verdeelt zich over 2 beperkt of niet mengbare oplosmiddelen in
een constante verhouding verdelingscoëfficiënte K
Verhouding vd concentratie id SF tot de MF = K-waarde
Hoe hoger K, hoe liever component in de SF, want concentratie in SF hoger t.o.v. MF
K is een karakteristieke grootheid voor een bepaalde stof in een bepaald systeem en is:
o Onafhankelijk van de totale concentratie gelijk wat de concentratie is
van het totale component, deze gaan zich altijd verdelen over stationaire
fase en mobiele fase
o Afhankelijk van de temperatuur en de stof K blijft alleen constant als de
temperatuur en de stof ook constant blijven
De verhouding tussen conc. vd stof X in de SF t.o.V. conc. vd MF = verkrijgen
‘verdelingsisothermen’
Mobiele fase = bewegende
Stationaire fase = vaste
Verbindingen gaan interacties aan met MF of SF stoffen lossen op in MF en vloeien mee
indien weinig interactie met SF, indien aantrekking tot SF wordt component vertraagd =
scheiding
A, B en C zijn verschillende stoffen
Van A naar C neemt de oplosbaarheid in fase I (stationaire fase) af
K waarde daalt van A naar C stof C komt eerst uit de kolom, dan stof B, dan stof A
A lost het best op in de SF, waardoor hij het langst in het chromatografisch systeem verblijft en heeft
dus ook de hoogste K-waarde