NL lezen
Onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp vertelt in één woord of een woordgroep waar de tekst overgaat; het is geen zin. GEEN
persoonsvorm!
Hoofdgedachte = het onderwerp + wat erover verteld wordt. In één volledige zin. Dus geen vraag!
Tekstdoelen
Amuseren: het publiek vermaken; roman, strip (geen meningen)
Informeren/uiteenzetten: het publiek iets uitleggen hoe iets in elkaar zit, hoe iets is;
handleiding, studieboek (geen meningen)
Opiniëren/beschouwen: het publiek zelf een mening laten vormen; discussies, recensiestuk
Overtuigen/betogen: het publiek een mening laten overnemen; ingezonden brief
Activeren: het publiek aanzetten iets te gaan doen (of juist niet te doen); uitnodiging,
advertentie
Vaak geeft de hoofdgedachte aanwijzingen over het tekstdoel.
Titels
Informerende titel: geeft aan waarover een tekst gaat; Denen, het gelukkigste volk van de
wereld
Motiverende titel: maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst; Lol in Legoland
Geschreven teksten hebben vaak de combinatie van een motiverende titel en een informerende
ondertitel.
Inleiding: de aandacht trekken
De inleiding van een tekst heeft twee functies:
De aandacht van het publiek trekken.
Het onderwerp van de tekst introduceren.
Manieren om de inleiding aantrekkelijk te maken:
Naar een actuele gebeurtenis verwijzen.
Kort de voorgeschiedenis beschrijven.
Een aantrekkelijk voorbeeld geven. Een bijzondere vorm is de anekdote; een koet, grappig
(waargebeurd) verhaaltje.
Het belang voor het publiek aangeven.
, Een inleiding wordt ook aantrekkelijk door een sterke eerste zin. De klassiek manieren zijn:
Een intrigerende vraag.
‘schokkend’ of opvallende cijfers.
Een paradox (een schijnbare tegenstelling).
Een prikkelend citaat.
Een suggestieve of raadselachtige opsomming.
Inleiding: het onderwerp van de tekst introduceren
Een onderwerp kan op de volgende manieren geïntroduceerd worden:
Er worden een of meer vragen gesteld.
Er wordt een mening (standpunt) geformuleerd.
Er wordt een probleem geschetst.
Slot
Het slot bevat meestal de hoofdgedachte (de conclusie) van de tekst (meestal in één zin
geformuleerd). Vaak begint het slot met een signaal; kortom, al met al, we hebben dus gezien dat...,
ik rond nu af met...
Naast de hoofdgedachte bevat het slot soms (een combinatie van):
Een samenvatting in enkele zinnen (niet bij korte teksten).
Een afweging
Een aansporing of aanbeveling
De toekomstverwachting
Manieren om aantrekkelijk te eindigen:
Een aansluiting bij het begin: in het slot wordt teruggekomen op (de aandachtstrekker uit) de
inleiding.
Een uitsmijter (pakkende slotzin).
Deelonderwerpen
Het onderwerp van een tekst wordt in het middenstuk uitgewerkt in deelonderwerpen:
Vragen uit de inleiding worden beantwoord.
Het standpunt wordt beargumenteerd.
Er worden oplossingen en/of verklaringen gegeven voor het probleem.
Een deelonderwerp kan worden aangekondigd door een structureerde zin of door een tussenkopje.
Vaak wordt een deelonderwerp geformuleerd als vraag.
Onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp vertelt in één woord of een woordgroep waar de tekst overgaat; het is geen zin. GEEN
persoonsvorm!
Hoofdgedachte = het onderwerp + wat erover verteld wordt. In één volledige zin. Dus geen vraag!
Tekstdoelen
Amuseren: het publiek vermaken; roman, strip (geen meningen)
Informeren/uiteenzetten: het publiek iets uitleggen hoe iets in elkaar zit, hoe iets is;
handleiding, studieboek (geen meningen)
Opiniëren/beschouwen: het publiek zelf een mening laten vormen; discussies, recensiestuk
Overtuigen/betogen: het publiek een mening laten overnemen; ingezonden brief
Activeren: het publiek aanzetten iets te gaan doen (of juist niet te doen); uitnodiging,
advertentie
Vaak geeft de hoofdgedachte aanwijzingen over het tekstdoel.
Titels
Informerende titel: geeft aan waarover een tekst gaat; Denen, het gelukkigste volk van de
wereld
Motiverende titel: maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst; Lol in Legoland
Geschreven teksten hebben vaak de combinatie van een motiverende titel en een informerende
ondertitel.
Inleiding: de aandacht trekken
De inleiding van een tekst heeft twee functies:
De aandacht van het publiek trekken.
Het onderwerp van de tekst introduceren.
Manieren om de inleiding aantrekkelijk te maken:
Naar een actuele gebeurtenis verwijzen.
Kort de voorgeschiedenis beschrijven.
Een aantrekkelijk voorbeeld geven. Een bijzondere vorm is de anekdote; een koet, grappig
(waargebeurd) verhaaltje.
Het belang voor het publiek aangeven.
, Een inleiding wordt ook aantrekkelijk door een sterke eerste zin. De klassiek manieren zijn:
Een intrigerende vraag.
‘schokkend’ of opvallende cijfers.
Een paradox (een schijnbare tegenstelling).
Een prikkelend citaat.
Een suggestieve of raadselachtige opsomming.
Inleiding: het onderwerp van de tekst introduceren
Een onderwerp kan op de volgende manieren geïntroduceerd worden:
Er worden een of meer vragen gesteld.
Er wordt een mening (standpunt) geformuleerd.
Er wordt een probleem geschetst.
Slot
Het slot bevat meestal de hoofdgedachte (de conclusie) van de tekst (meestal in één zin
geformuleerd). Vaak begint het slot met een signaal; kortom, al met al, we hebben dus gezien dat...,
ik rond nu af met...
Naast de hoofdgedachte bevat het slot soms (een combinatie van):
Een samenvatting in enkele zinnen (niet bij korte teksten).
Een afweging
Een aansporing of aanbeveling
De toekomstverwachting
Manieren om aantrekkelijk te eindigen:
Een aansluiting bij het begin: in het slot wordt teruggekomen op (de aandachtstrekker uit) de
inleiding.
Een uitsmijter (pakkende slotzin).
Deelonderwerpen
Het onderwerp van een tekst wordt in het middenstuk uitgewerkt in deelonderwerpen:
Vragen uit de inleiding worden beantwoord.
Het standpunt wordt beargumenteerd.
Er worden oplossingen en/of verklaringen gegeven voor het probleem.
Een deelonderwerp kan worden aangekondigd door een structureerde zin of door een tussenkopje.
Vaak wordt een deelonderwerp geformuleerd als vraag.