Waarneming en gedrag
, Het zintuigstelsel
Zintuigen zoals het gehoorzintuig en het gezichtszintuig, ontvangen prikkels uit het externe
milieu (externe prikkels).
Zintuigen die prikkels ontvangen uit het inwendige milieu (interne prikkels) zoals
osmoreceptoren en pH-receptoren, worden gebruikt bij homeostatische regelmechanismen.
Osmoreceptoren in de hypothalamus bepalen de osmotische waarde van het bloedplasma
en beïnvloeden daarmee de urineproductie.
Proprioreceptoren: zintuigen die een verandering van de spanning van een spier of in de
stand van een lichaamsdeel registreren (bv. spierspoeltjes, peesspoeltjes en
evenwichtszintuigen).
Dieren en mensen reageren voortdurend op prikkels met acties van effectoren (spieren en
klieren).
Mechanische receptoren: reageren op vormen van mechanische energie (aanraking, druk,
beweging en geluid), er ontstaat een impuls wanneer in een mechanische receptor wanneer
het celmembraan zich buigt of uitstrekt.
Gehoorreceptoren en evenwichtsreceptoren: mechanische receptoren met zeer fijne
haartjes. Als de vloeistof waarin zij zich bevinden beweegt, buigen de haartjes en vervormt
het celmembraan en ontstaat er een impuls.
Tastreceptoren en drukreceptoren: mechanische receptoren waarin een impuls ontstaat als
het celmembraan wordt vervormd door lichte aanraking of druk. Tastreceptoren liggen vlak
onder de huid den drukreceptoren liggen dieper in de huid.
Chemische receptoren: kunnen bepaalde moleculen uit de omgeving binden.
Smaakreceptoren binden opgeloste moleculen en reukreceptoren binden moleculen uit de
lucht. Hierdoor ontstaat een impuls in deze zintuigcellen.
Temperatuurreceptoren: zitten in de huid en reageren op warmte en kou. Wanneer de
temperatuur in zo’n receptor boven of onder een bepaalde normwaarde komt, ontstaat een
impuls.
Pijnreceptoren: bevinden zich in het hele lichaam en zijn uiteinden van bepaalde neuronen.
Er ontstaat een impuls door extreme druk, extreme temperaturen of door stoffen die
vrijkomen bij beschadiging of ontsteking van weefsel.
Lichtreceptoren (fotoreceptoren): zijn zintuigcellen waarin een impuls ontstaat door
zichtbaar licht.
Zintuigcellen zijn gespecialiseerde neuronen of uitlopers van neuronen. In zintuigcellen
ontstaan net a ls in neuronen impulsen als de prikkel sterker is dan de drempelwaarde
(prikkeldrempel). Elk type zintuigcel heeft voor elke soort prikkel een bepaalde
prikkeldrempel. De prikkeldrempel van lichtreceptoren voor licht is erg laag. Je noemt licht
daarom een adequate prikkel voor lichtreceptoren. De prikkeldrempel van deze
zintuigcellen is voor andere, niet-adequate prikkels veel hoger.
Naarmate de prikkel sterker is, is de impulsfrequentie in het aaneengesloten sensorische
neuron hoger. Wanneer een prikkel enige tijd aanhoudt, wordt de prikkeldrempel hoger en
neemt de impulsfrequentie af. Hierdoor is na enige tijd het zintuig minder gevoelig.
Adaptie (gewenning): de aanpassing van gevoeligheid van een zintuig aan een aanhoudende
prikkelsterkte.
, Het zintuigstelsel
Zintuigen zoals het gehoorzintuig en het gezichtszintuig, ontvangen prikkels uit het externe
milieu (externe prikkels).
Zintuigen die prikkels ontvangen uit het inwendige milieu (interne prikkels) zoals
osmoreceptoren en pH-receptoren, worden gebruikt bij homeostatische regelmechanismen.
Osmoreceptoren in de hypothalamus bepalen de osmotische waarde van het bloedplasma
en beïnvloeden daarmee de urineproductie.
Proprioreceptoren: zintuigen die een verandering van de spanning van een spier of in de
stand van een lichaamsdeel registreren (bv. spierspoeltjes, peesspoeltjes en
evenwichtszintuigen).
Dieren en mensen reageren voortdurend op prikkels met acties van effectoren (spieren en
klieren).
Mechanische receptoren: reageren op vormen van mechanische energie (aanraking, druk,
beweging en geluid), er ontstaat een impuls wanneer in een mechanische receptor wanneer
het celmembraan zich buigt of uitstrekt.
Gehoorreceptoren en evenwichtsreceptoren: mechanische receptoren met zeer fijne
haartjes. Als de vloeistof waarin zij zich bevinden beweegt, buigen de haartjes en vervormt
het celmembraan en ontstaat er een impuls.
Tastreceptoren en drukreceptoren: mechanische receptoren waarin een impuls ontstaat als
het celmembraan wordt vervormd door lichte aanraking of druk. Tastreceptoren liggen vlak
onder de huid den drukreceptoren liggen dieper in de huid.
Chemische receptoren: kunnen bepaalde moleculen uit de omgeving binden.
Smaakreceptoren binden opgeloste moleculen en reukreceptoren binden moleculen uit de
lucht. Hierdoor ontstaat een impuls in deze zintuigcellen.
Temperatuurreceptoren: zitten in de huid en reageren op warmte en kou. Wanneer de
temperatuur in zo’n receptor boven of onder een bepaalde normwaarde komt, ontstaat een
impuls.
Pijnreceptoren: bevinden zich in het hele lichaam en zijn uiteinden van bepaalde neuronen.
Er ontstaat een impuls door extreme druk, extreme temperaturen of door stoffen die
vrijkomen bij beschadiging of ontsteking van weefsel.
Lichtreceptoren (fotoreceptoren): zijn zintuigcellen waarin een impuls ontstaat door
zichtbaar licht.
Zintuigcellen zijn gespecialiseerde neuronen of uitlopers van neuronen. In zintuigcellen
ontstaan net a ls in neuronen impulsen als de prikkel sterker is dan de drempelwaarde
(prikkeldrempel). Elk type zintuigcel heeft voor elke soort prikkel een bepaalde
prikkeldrempel. De prikkeldrempel van lichtreceptoren voor licht is erg laag. Je noemt licht
daarom een adequate prikkel voor lichtreceptoren. De prikkeldrempel van deze
zintuigcellen is voor andere, niet-adequate prikkels veel hoger.
Naarmate de prikkel sterker is, is de impulsfrequentie in het aaneengesloten sensorische
neuron hoger. Wanneer een prikkel enige tijd aanhoudt, wordt de prikkeldrempel hoger en
neemt de impulsfrequentie af. Hierdoor is na enige tijd het zintuig minder gevoelig.
Adaptie (gewenning): de aanpassing van gevoeligheid van een zintuig aan een aanhoudende
prikkelsterkte.