H1 par.1
Stofeigenschap: kenmerkende eigenschap van een stof
Monster: kleine hoeveelheid van een stof voor een onderzoek.
Keur/geur/fase zijn voorbeelden stofeigenschap.
Ruik, proef of voel nooit zomaar stoffen je weet nooit of dit schadelijk is of niet.
Dichtheid bereken je als volgt: massa/volume.
Kwalitatief onderzoek: onderzoek waarmee je bepaald welke stoffen ergens aanwezig zijn.
Bij scheikunde gaat het om het onderzoeken van stoffen. Alle materie bestaat uit een of meerdere
stoffen. Een zuiver stof bestaat uit 1 soort stof. Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen.
Een helder mengsel van een vloeistof met een oplosmiddel is een oplossing.
Suspensie: troebel mengsel van een vaste stof en een vloeistof. Na een tijdje bezinken de vaste
deeltjes in een suspensie
Emulsie: mengsel van slecht mengbare vloeistoffen en een emulgator. Dat is een stof die slecht
mengbare druppeltjes vloeistof gemengd houdt. Een emulsie is altijd troebel.
Schuim: mengsel van kleine gasbelletjes in een vaste of vloeibare stof.
Rook: mengsel van roet en as in de lucht
Nevel: mengsel van kleine vloeistofdruppeltjes in een gas. Als deze druppeltjes kleiner dan o,2mm
zijn dan noem je het mengsel; aerosol
Legering/alliage: mengsel van metalen
Een mengsel waarbij de stoffen volledig gemengd zijn is een homogeen mengsel en als je deze van
elkaar kan onderscheiden heet het een heterogeen mengsel
Een zuivere stof heeft een smeltpunt/stolpunt en een mengsel heeft een stoltraject/smelttraject
Par 2
Laboratoriumschaal: proces op kleine schaal voor het maken van een kleine hoeveelheid van een
stof.
Industrieleschaal: productie van stoffen op grote schaal in fabrieken
Bezinken(suspensie): na een tijdje zakken de vaste bestandsdelen in troebele mengsels naar de
bodem doordat vaste stoffen een grotere dichtheid hebben dan vloeistoffen je scheidt het bezinksel
van de vloeistof door afschenken. Centrifugeren is een versnelling hiervan.
Filtreren(suspensie): je kunt vaste stoffen in een suspensie scheiden van een vloeistof door te zeven.
Je scheidt het mengsel dus in een filtraat en een residu. Filteren berust op het verschil in
deeltjesgrootte.
Extraheren(vaste stoffen): er wordt gebruik gemaakt van een extractiemiddel. Het berust op het
verschil in oplosbaarheid.
Indampen(oplossing): scheidingsmethode om een opgeloste stof te scheiden uit een oplossing.
Indampen is gebaseerd op het verschil in kookpunt van het oplosmiddel en de opgeloste stof. Het
vindt ook wel plaats bij verlaagde druk
Vriesdrogen(oplossing): scheidingsmiddel voor het verwijderen van een oplosmiddel uit een
oplossing. De oplossing wordt heel snel bevroren en tijdens het bevriezen vormen zich ijskristallen.
Allen water kristaleert bij snel bevriezen de opgeloste stof nog niet. De ijskristallen sublimeren in
zeer droge lucht. Bj jet sublimeren gaat een vaste stof over naar gasfase. De opgeloste stof blijft
alleen achter. vriesdrogen is alleen mogenlijk als oplosmiddelen sublimeren.
Stofeigenschap: kenmerkende eigenschap van een stof
Monster: kleine hoeveelheid van een stof voor een onderzoek.
Keur/geur/fase zijn voorbeelden stofeigenschap.
Ruik, proef of voel nooit zomaar stoffen je weet nooit of dit schadelijk is of niet.
Dichtheid bereken je als volgt: massa/volume.
Kwalitatief onderzoek: onderzoek waarmee je bepaald welke stoffen ergens aanwezig zijn.
Bij scheikunde gaat het om het onderzoeken van stoffen. Alle materie bestaat uit een of meerdere
stoffen. Een zuiver stof bestaat uit 1 soort stof. Een mengsel bestaat uit meerdere stoffen.
Een helder mengsel van een vloeistof met een oplosmiddel is een oplossing.
Suspensie: troebel mengsel van een vaste stof en een vloeistof. Na een tijdje bezinken de vaste
deeltjes in een suspensie
Emulsie: mengsel van slecht mengbare vloeistoffen en een emulgator. Dat is een stof die slecht
mengbare druppeltjes vloeistof gemengd houdt. Een emulsie is altijd troebel.
Schuim: mengsel van kleine gasbelletjes in een vaste of vloeibare stof.
Rook: mengsel van roet en as in de lucht
Nevel: mengsel van kleine vloeistofdruppeltjes in een gas. Als deze druppeltjes kleiner dan o,2mm
zijn dan noem je het mengsel; aerosol
Legering/alliage: mengsel van metalen
Een mengsel waarbij de stoffen volledig gemengd zijn is een homogeen mengsel en als je deze van
elkaar kan onderscheiden heet het een heterogeen mengsel
Een zuivere stof heeft een smeltpunt/stolpunt en een mengsel heeft een stoltraject/smelttraject
Par 2
Laboratoriumschaal: proces op kleine schaal voor het maken van een kleine hoeveelheid van een
stof.
Industrieleschaal: productie van stoffen op grote schaal in fabrieken
Bezinken(suspensie): na een tijdje zakken de vaste bestandsdelen in troebele mengsels naar de
bodem doordat vaste stoffen een grotere dichtheid hebben dan vloeistoffen je scheidt het bezinksel
van de vloeistof door afschenken. Centrifugeren is een versnelling hiervan.
Filtreren(suspensie): je kunt vaste stoffen in een suspensie scheiden van een vloeistof door te zeven.
Je scheidt het mengsel dus in een filtraat en een residu. Filteren berust op het verschil in
deeltjesgrootte.
Extraheren(vaste stoffen): er wordt gebruik gemaakt van een extractiemiddel. Het berust op het
verschil in oplosbaarheid.
Indampen(oplossing): scheidingsmethode om een opgeloste stof te scheiden uit een oplossing.
Indampen is gebaseerd op het verschil in kookpunt van het oplosmiddel en de opgeloste stof. Het
vindt ook wel plaats bij verlaagde druk
Vriesdrogen(oplossing): scheidingsmiddel voor het verwijderen van een oplosmiddel uit een
oplossing. De oplossing wordt heel snel bevroren en tijdens het bevriezen vormen zich ijskristallen.
Allen water kristaleert bij snel bevriezen de opgeloste stof nog niet. De ijskristallen sublimeren in
zeer droge lucht. Bj jet sublimeren gaat een vaste stof over naar gasfase. De opgeloste stof blijft
alleen achter. vriesdrogen is alleen mogenlijk als oplosmiddelen sublimeren.