1900
3.1 Wetenschappelijke revolutie
In de middeleeuwen waren de meeste geleerden geestelijken en deze deden vooral onderzoek naar
godsdienst. In de Renaissance kwamen er meer niet-geestelijke onderzoekers. Deze geleerden gingen
buiten de Kerk onderzoeken en proeven doen. Het grote aantal ontdekkingen wat volgde is het
gevolg van de periode die de Wetenschappelijke Revolutie (17de eeuw) wordt genoemd.
Kenmerken:
Nieuwe manier van onderzoeken, observeren, experimenteren en redeneren
Verandering van leven, vooruitgang door uitvindingen
Verzet van Kerk met geweld (soms ook van overheid en bevolkingsgroepen)
Oorzaken:
Ontdekkingsreizen -> wereldbeeld werd vergroot
Ambachtelijke technieken -> gewend aan precieze waarnemingen
Humanistische tekstanalyse -> werken van Griekse en Romeinse schrijvers werden
onderzocht
Het rationalisme van Descartes -> onderzoek moest met rede gedaan worden, logisch
denken
Het empirisme van Locke -> kennis gebaseerd op waarneming en ervaring
Door de nieuwe ontdekkingen werden er meer vragen gesteld over de plek van godsdienst in de
samenleving. De Kerk werd steeds meer in twijfel getrokken. Het gevolg van deze debatten was dat
godsdienst en het geweten steeds meer als de verantwoordelijkheid van de individu i.p.v. de
staat/vorst werden gezien. Hierdoor gingen vorsten steeds meer één godsdienst toestaan en
beschermen in hun land, vanwege hun eigen overtuiging of om oorlogen te voorkomen.
3.2 Wetenschappelijke Revolutie leidt tot de Verlichting
Doordat steeds meer mensen op hun eigen verstand gingen vertrouwen, ontstond er een nieuwe
denkstroming, de Verlichting. De aanhangers zijn verlichters. Deze vonden dat de wetenschappelijke
methoden ook in de samenleving gebruikt moesten worden. Gelovigen leefden volgens hen in de
duisternis.
De volgende dingen werden in twijfel getrokken door de verlichters:
Traditie: de (Kerk)vorsten hadden hierdoor macht, er werd gepleit voor een scheiding tussen
staat en Kerk, tegen bijgeloof zonder bewijs
Religieuze praktijken: verdraagzaamheid
Bestaande gezagsverhoudingen:
Volkssoevereiniteit: mensen met macht zijn verantwoording schuldig aan het volk
Het sociaal contract tussen vorst en volk of burgers onderling: wilden een letterlijk contract
om oorlogen te voorkomen
De scheiding van de machten in een staat: trias politica
Opvoeding: kinderen moeten niet als volwassenen worden behandeld
, Onderwijs: alle kinderen bij geboorte gelijk en recht op zelfde kansen
De verbreiding van kennis: uitwisseling van onderzoeksresultaten, ontstaan Encyclopedie
De kritiek van de verlichters op de maatschappij zorgde voor optimisme en geloof in de vooruitgang
van de maatschappij. Toch werd er ook vastgesteld dat er een grens zit aan het menselijke verstand.
We kunnen niet alles verklaren.
3.3 De belangrijkste verlichters en hun invloed
Locke (1704) en Rousseau (1778) zijn voorbeelden van verlichters. Ondanks dat ze in verschillende
tijden leefden, hadden ze op veel vlakken dezelfde ideeën. Beide gingen uit van de natuurrechten.
Hiermee worden de rechten die voor iedereen gelden bedoeld, omdat ze door de natuur zijn
gegeven. Mensen hebben recht op leven, vrijheid en bezit.
Ze spraken ook van het sociaal contract, een maatschappelijk verdrag. Het is een onofficieel contract
tussen de vorst en het volk om de natuurrechten te beschermen. Als de regering zich niet aan het
contract houdt, mag het volk een nieuwe regering vestigen. Het is om de vrede te bewaren. De
verlichters dachten wel allemaal verschillend over de inhoud van het contract.
Locke noemt de volgende regels die volgens hem in het sociaal contract in zijn boek Two treatises of
government:
Wetten moeten voor iedereen gelijk zijn
Belastingen mogen alleen geheven worden als er toestemming is van het volk of zijn
vertegenwoordigers
De staat mag de burgers niet dwingen tot een bepaalde geloofsovertuiging
De staat moet alle geloven gelijk behandelen
Het wetgevend lichaam kan of mag deze macht aan niemand overdragen, maar moet hem
laten waar het volk hem gelegd heeft
Rousseau koppelde de volgende ideeën aan de natuurrechten en het sociaal contract:
Vrijheid en gelijkheid van armen en slaven; iedereen heeft recht op leven, gezondheid,
vrijheid en bezit. Hij vond dat het bezit in de weg stond van gelijken en dat rijken de armen
onderdrukten
Vormen van directe democratie op basis van de Algemene Wil; in het sociaal contract
beloofd iedereen te luisteren naar de Algemene Wil, iedereen zal doen wat goed is voor het
volk en wat goed is voor het volk is goed voor iedereen. Als je niet gehoorzaamt, wordt je
gedwongen. Deze voorwaarde geeft hem vrijheid en verzekerd de werking van de politiek.
Montesquieu (1755) heeft de trias politica uitgewerkt. De scheiding van het bestuur van een staat in
een wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht. In zijn boek De l’esprit des lois (over de
geest van de wetten) heeft hij dit uitgewerkt. Dit alles om machtsmisbruik te voorkomen.
Adam Smith kwam met nieuwe ideeën over de verhoudingen tussen de overheid en de economie. Hij
was tegen het mercantilisme en voor zo weinig mogelijke overheidsbemoeienis en vrije handel.
Rationaal eigenbelang speelt hierin een grote rol; iedereen moet de vrijheid hebben zijn eigenbelang
na te streven. Als iedereen dit doet, loopt op vanzelf de welvaart voor iedereen op.