Aanvankelijk en technisch lezen hoofdstuk 2, 4 t/m 9
Proces van technisch lezen (1 t/m3)
1Een lezer gebruikt verschillende informatieniveaus om een woord of tekst te lezen:
1. Het visuele niveau: de lezer herkent letters aan de vormen, dus herkent ook woorden.
2. Morfologisch niveau: de lezer maakt gebruik van kennis van de opbouw van woorden
om de woorden te lezen
3. Semantisch niveau: de lezer gebruikt de betekenis van een woord voor het lezen.
4. Syntactisch niveau: de volgorde van woorden in een zin is soms bepalend voor de
betekenis. En de lezer legt verbanden binnen een tekst.
Er zijn 4 opvattingen over informatieverwerking bij het lezen.
1. Bottom-up-model (de lezer leest eerst de letters, woorden en dan pas de zin)
2. Top-down-model (de lezer voorspelt wat er staat en controleert het dan)
3. Interactiemodel (is een wisselwerking tussen de eerste 2 modellen, de lezer wisselt
woord voor woord lezen en voorspellend lezen af)
4. Fonologisch coherentiemodel (gaat uit van het geheugen van de lezer, wisselwerking
van spraakklanken, letters en woordbetekenissen)
Bottom-up (van de tekst naar het hoofd) -> aanvankelijk lezen periode
Top-down (van het hoofd naar de tekst( -> ontluikende geletterdheid
2 Leesstrategieën
- Elementaire leeshandeling
1.Van links naar rechts koppelen van fonemen aan grafemen -> a. werken volgens de
leesrichting. b. visuele analyse in grafemen. c. koppelen van foneem aan grafeem.
2. Auditieve synthese-> d. fonemen op volgorde onthouden. 3. Betekenis geven -> e.
betekenis geven.
De elementaire leeshandeling kun je een kind leren door te analyseren en te synthetiseren (hakken plakken)
- Lezen, clusters en spellingspatronen
Hierbij gaat het om het herkennen van lettercombinaties in 1 keer. Cluster= vaste
combinatie medeklinkers (str-spr-kl) spellingspatroon= combinatie mede + klinkers (ak-
aan) vaste lettercombinaties (aai-eeuw)
- Lezen, visuele woordvorm
Woordherkenning, volgorde van letters (dit heet ook wel globaal of naïef lezen)
- Lezen, morfologische analyse
Gebruik maken van kennis van de opbouw van NL woorden. Gek-noei versus ge-knoei
nadruk ligt hier op grond woord AFgemaakt plakT treinEN
- Lezen, de context.
Lezen met behulp van context qua betekenis van een woord, zin of tekst.
DEELPROCESSEN Auditieve vaardigheden
Auditieve Letten op de klank en niet op de betekenis (welk woord klinkt langer?
objectivatie Reus of kabouter)
Auditieve Verschil horen tussen woorden of klanken (‘hoor je twee keer hetzelfde
discriminatie woord? Noem vijf woorden met een /ui/ erin’ Turkse kinderen hebben
hier moeite in /a/ en /aa/. ‘Rachid schrijft Drog in plaats van Droog
(dictee)’ elke keer als je het woord reus hoort ga je staan’ ‘welk woord
rijmt op straat?’ )
Auditieve analyse Hakken van woorden. (welke klanken hoor je in /dak/?)
Auditieve Plakken. (welk woord hoor je hier /r/ /oo/ /s/?)
synthese
Temporeel Onthouden van de volgorde van klanken in een woord-> auditief
ordenen geheugen. (maar in plaats van raam. Drop – dorp. Een kind noemt
eerst de laatste klank, omdat die het best in het geheugen is blijven