De 19e eeuw
Neoclassicisme:
Er ontstond een hernieuwde belangstelling voor de klassieke oudheid. Het
neoclassicisme werd geïnspireerd door onder andere de klassieke Griekse en
Romeinse kunst en begon in Rome waarna de stijl zich over heel Europa
verspreidede. De stijl sloot aan bij het rationele denken van de verlichting. De
neoclassicisten vonden dat kunst serieus moest zijn en hadden meer waardering
voor tekenkunst dan voor schilderkunst. Het ultieme doel waren gladde contouren en
schilderen zonder zichtbare penseelstreek.
Kenmerken:
- Ordelijk
- Ingetogen
- Rust
- Sobere kleuren / beheerst kleurgebruik
- Koele, heldere kleuren
- Strak compositieschema
- Heldere contourlijn
- Koele kleuren
- Statische weergave van personen
- geïnspireerd op Griekse architectuur
- Lichtbron vaak buiten beeld
- Klassieke elementen (Grieken en romeinen)
Romantiek:
De stijl bereikte zijn hoogtepunt tussen 1800-1850 en ontstond wel degelijk deels als
een reactie op het neoclassicisme, al hoewel veel romantische kunstenaars ook
hielden van het classicisme. De stroming werd het meest belichaamd door de
beeldende kunst, muziek en literatuur en werd op verschillende manieren
geïnterpreteerd. De kunst van de Romantiek moet vooral individueel, oorspronkelijk
en origineel zijn.
Kenmerken:
- Emoties
- Gevoel
- sfeer
- Natuur
- Felle kleuren
- Verbeeldingskracht
- Persoonlijke beleving
- Fantasie
, - Kleur en licht-donker contrasten
- Middelaar tussen god en mens
Realisme:
Rond het midden van de 19e eeuw ontwikkelede de westerse wereld zich erg snel,
de nieuwe generatie probeerde deze nieuwe wereld in beeld te brengen.
Vooral na de revolutie van 1848 streefden jonge Franse kunstenaars ernaar om de
wereld zo te schilderen als ze haar zagen en integreerden daarin elementen van de
technische vooruitgang en sociale oneerlijkheid en schilderden het menselijke
lichaam met de nieuwe eerlijkheid. Ze lieten zich inspireren door het realisme van de
17e-eeuwse Hollandse meesters, schilderijen van de natuur van Engelse en
Nederlandse landschapschilders, nieuwe technieken als fotografie en meeneembare
olieverf.
Kenmerken:
- Doel: de waarheid tonen
- Natuur
- Dagelijks leven
- Sociaal
- gietijzer
Impressionisme:
Kunstenaars van het impressionisme gaan voor het eerst het kunstwerk als een op
zichzelf staand object zien.
Ze legde momenten van voorbijgaande aard vast.
Met een schetsmatige schilder- en beeldhouwstijl en gebruikmakend van moderne
technieken zoals fotografie, kant-en-klaar verf en nieuwe synthetische kleuren,
maakte ze schijnbaar spontane schilderijen in felle kleuren of gaven de dynamiek
weer in de beeldhouwkunst.
Ze brachten vaak de verf direct op het doek aan.
Kenmerken:
- Schetsachtig
- Felle kleuren
- Kleuren ipv zwart voor schaduwen
- Buiten
- Fotografie (afsnijdingen)
- Veranderde opvattingen licht, natuurlijker
Postimpressionisme:
Belangrijke kunstenaar: Vincent van Gogh.