ONDERZOEK
Tentamen: Vrijdag 1 oktober 2021 om 10.00 uur
TOETS MATRIJS
Deskresearch en zoekstrategie (6 vragen)
- Verschil desk en field research
Probleemdefinitie (6 vragen)
- Probleemstelling
- Doelstelling
- Onderzoeksvraag
- Boom hiërarchie
Bronnen selecteren en informatie zoeken (14 vragen)
- Zoekplan opstellen
- Zoekmethode en technieken
- Typen informatie en bronnen
Informatie beoordelen en rapporteren (14 vragen)
- CARS-checklist
- Rapporteren
- APA bronvermelding
- Argumentatie-technieken
,BEGRIPPEN
Betrouwbaarheid: De informatie uit de bron geeft steeds dezelfde resultaten. Zoals met de
weegschaal.
Centrale vraag: De hoofdvraag waar je met je onderzoek antwoord op geeft.
DDC: gebaseerd op UDC
Discoverytools: Hogescholen maken mogen dat zoekmachines ook besloten web toegankelijk
hebben.
Educated guess: inschatting van een deskundige
Federatieve zoekmachines: Meta search is een synoniem; zoekterminologie die ervoor zorgt dat je
via zoekvensters meerdere databases tegelijk kunt raadplegen en systematische lijst met ‘treffers’
terug krijgt.
Folksonomy/Social tagging: toevoegen van trefwoorden door gebruikers, doe je mer anderen.
Feitelijke vragen: zoeken naar specifieke informatie
Gebruikersprofielen: Stelt google op, op basis van zoektermen voor betere advertenties.
Geotargetting: elk land heeft eigen versie van google.
Grijze literatuur: Onderzoeken die gepubliceerd worden maar geen IBSN hebben en niet in het
officiele circuit te krijgen zijn.
Helftwaardetijd van informatie: de tijd waarna de oorspronkelijke informatie nog precies de helft
juist is.
Hit: verwijzing naar webpagina als er een overeenkomst is gevonden (zoekresultaat)
Indexeren: Robots die kijken naar woorden en plaatjes die bepalen waar de website overgaat.
Individuele factoren: intelligentie, achtergrond, opleiding, persoonlijkheid.
Intelligenet agent: programma dat het web afstruint legt basis voor een zoekmachine
Kown item: feitelijke kloppende informatie
Longlist: ruwe lijst inventarisatie van mogelijke bronnen
Massive Open Online Courses (MOOC): Programma om zelf deskundig te worden
Onderzoek: Aan de hand van methode en technieken vraagstukken beantwoorden.
Ontsluitingssystemen: Hulp middel om informatie beter toegankelijk te krijgen.
Oriëntatie: Breed zoeken naar informatie over een onderwerp, zodat je weet welke onderwerpen
je zou kunnen onderzoeken.
Probleemstelling: Het probleem dat onderzocht moet worden
Proximity-searching: Andere benaming waarbij je booleaanse operator NEAR gebruikt.
Query engine: dit programma vergelijkt snel zoektermen en de resultaten.
Quick reverences: In een paar minuten in databanken zoeken wat er betekent is over onderwerp.
Quick scan: in paar uur in databanken en op internet zoeken wat over onderwerp is verschenen. Zo
weet je hoe je je deskresearch moet aanpakken.
Representatief: respondenten uit de steekproef vormen een goede afspiegeling van de populatie.
Repositories: grote databanken, vrij toegankelijk onderhouden door universiteiten
Shortlist: Rangschikking van informatiebronnen naar de kans op succes en selectie voor
belangrijkste bronnen.
Sociale factoren: school, organisatie, vereniging, vriendengroep.
Stub: onafgemaakte beschrijving
Technische vaardigheden: het gebruik van internet, begrijpen van website en navigeren door een
pagina.
, Theoretisch kader: hier verzamel je literatuur om te bepalen welke artikelen, rapporten ect je
gebruikt.
Thesaurusterm: ontsluitingsmiddel voor unieke concepten en het verband.
Trunkeren: Zoekfunctie om woorden af te korten als het niet uitmaakt of je naar één specifiek
woord zoekt.
Validiteit: De bron meet waar het gene dat je wilt weten. Zoals dat je met een weegschaal niet je
lengte kan meten.
Wet van de minste inspanning: mensen blijven op dezelfde manier zoeken die ze ervoor deden,
blijft zelfde informatie gebruiken
Wildcard: Zoekfunctie waarbij je zoektermen kan toevoegen en de resultaten alle eerdere
zoektermen bevatten.
Tentamen: Vrijdag 1 oktober 2021 om 10.00 uur
TOETS MATRIJS
Deskresearch en zoekstrategie (6 vragen)
- Verschil desk en field research
Probleemdefinitie (6 vragen)
- Probleemstelling
- Doelstelling
- Onderzoeksvraag
- Boom hiërarchie
Bronnen selecteren en informatie zoeken (14 vragen)
- Zoekplan opstellen
- Zoekmethode en technieken
- Typen informatie en bronnen
Informatie beoordelen en rapporteren (14 vragen)
- CARS-checklist
- Rapporteren
- APA bronvermelding
- Argumentatie-technieken
,BEGRIPPEN
Betrouwbaarheid: De informatie uit de bron geeft steeds dezelfde resultaten. Zoals met de
weegschaal.
Centrale vraag: De hoofdvraag waar je met je onderzoek antwoord op geeft.
DDC: gebaseerd op UDC
Discoverytools: Hogescholen maken mogen dat zoekmachines ook besloten web toegankelijk
hebben.
Educated guess: inschatting van een deskundige
Federatieve zoekmachines: Meta search is een synoniem; zoekterminologie die ervoor zorgt dat je
via zoekvensters meerdere databases tegelijk kunt raadplegen en systematische lijst met ‘treffers’
terug krijgt.
Folksonomy/Social tagging: toevoegen van trefwoorden door gebruikers, doe je mer anderen.
Feitelijke vragen: zoeken naar specifieke informatie
Gebruikersprofielen: Stelt google op, op basis van zoektermen voor betere advertenties.
Geotargetting: elk land heeft eigen versie van google.
Grijze literatuur: Onderzoeken die gepubliceerd worden maar geen IBSN hebben en niet in het
officiele circuit te krijgen zijn.
Helftwaardetijd van informatie: de tijd waarna de oorspronkelijke informatie nog precies de helft
juist is.
Hit: verwijzing naar webpagina als er een overeenkomst is gevonden (zoekresultaat)
Indexeren: Robots die kijken naar woorden en plaatjes die bepalen waar de website overgaat.
Individuele factoren: intelligentie, achtergrond, opleiding, persoonlijkheid.
Intelligenet agent: programma dat het web afstruint legt basis voor een zoekmachine
Kown item: feitelijke kloppende informatie
Longlist: ruwe lijst inventarisatie van mogelijke bronnen
Massive Open Online Courses (MOOC): Programma om zelf deskundig te worden
Onderzoek: Aan de hand van methode en technieken vraagstukken beantwoorden.
Ontsluitingssystemen: Hulp middel om informatie beter toegankelijk te krijgen.
Oriëntatie: Breed zoeken naar informatie over een onderwerp, zodat je weet welke onderwerpen
je zou kunnen onderzoeken.
Probleemstelling: Het probleem dat onderzocht moet worden
Proximity-searching: Andere benaming waarbij je booleaanse operator NEAR gebruikt.
Query engine: dit programma vergelijkt snel zoektermen en de resultaten.
Quick reverences: In een paar minuten in databanken zoeken wat er betekent is over onderwerp.
Quick scan: in paar uur in databanken en op internet zoeken wat over onderwerp is verschenen. Zo
weet je hoe je je deskresearch moet aanpakken.
Representatief: respondenten uit de steekproef vormen een goede afspiegeling van de populatie.
Repositories: grote databanken, vrij toegankelijk onderhouden door universiteiten
Shortlist: Rangschikking van informatiebronnen naar de kans op succes en selectie voor
belangrijkste bronnen.
Sociale factoren: school, organisatie, vereniging, vriendengroep.
Stub: onafgemaakte beschrijving
Technische vaardigheden: het gebruik van internet, begrijpen van website en navigeren door een
pagina.
, Theoretisch kader: hier verzamel je literatuur om te bepalen welke artikelen, rapporten ect je
gebruikt.
Thesaurusterm: ontsluitingsmiddel voor unieke concepten en het verband.
Trunkeren: Zoekfunctie om woorden af te korten als het niet uitmaakt of je naar één specifiek
woord zoekt.
Validiteit: De bron meet waar het gene dat je wilt weten. Zoals dat je met een weegschaal niet je
lengte kan meten.
Wet van de minste inspanning: mensen blijven op dezelfde manier zoeken die ze ervoor deden,
blijft zelfde informatie gebruiken
Wildcard: Zoekfunctie waarbij je zoektermen kan toevoegen en de resultaten alle eerdere
zoektermen bevatten.