SAMENVATTING HC ‘STEDEN & BURGERS IN DE LAGE LANDEN’
GESCHIEDENIS VWO
vooral een politiek(e) oorzaak/gevolg/kenmerk
vooral een sociaal-economisch(e) oorzaak/gevolg/kenmerk
vooral een cultureel-mental(e) oorzaak/gevolg/kenmerk
UITGANGSSITUATIE: agrarische samenleving: zelfvoorziening, weinig onderlinge handel
VERANDERING:
drieslagstelsel
ontginning woeste gronden
verbeterde landbouwtechnieken
o productievere landbouw voedseloverschotten & bevolkingsgroei
mogelijkheid tot handel & specialisatie ontstaan markten op strategische
punten die uitgroeiden tot steden verstedelijking steden kregen een
centrale economische functie; ontstaan monetaire economie (later met
wisselbrieven bezit & vervoer geld werd veiliger)
Gevolgen:
samenwerking stad & platteland (verzorgingsgebied); platteland leverde grondstoffen
voor de nijverheid
nieuwe stedelingen werden verwelkomd; een constante toestroom van kennis &
kapitaal was nodig om te blijven groeien, want steden kenden een hoog sterftecijfer
handelaren werkten samen in koopmansgilden vanwege onzekerheden
langeafstandshandel (zoals onveiligheid door oorlogen, gebrek aan persoonlijk
contact tussen afnemer & leverancier) konden meer druk uitoefenen om
handelsvoorrechten af te dwingen
ook ambachtslieden werkten samen in ambachtsgilden, om oneerlijke concurrentie
uit te bannen; gilden dienden ook als opleidingsinstituten, belangenorganisaties &
verzekeringsfondsen
welvaart in steden nam toe stedelingen betaalden meer belasting aan landsheer in
ruil voor meer autonomie (stadsrechten) groeiende macht stedelijke burgerij:
o rijke kooplieden stijgen op sociale ladder meten zich adellijke levensstijl
aan concurreren met oude adel om rijkdom & macht
o patriciërs krijgen stadsbestuur in handen; leggen regels & belastingen op aan
lagere ambachtsgilden hun economische positie verslechterde 1302:
Guldensporenslag: Franse leger (gesteund door Franse koning &
patriciaat) versus boerenleger (gesteund door Vlaamse graaf &
ambachtslieden), die de veldslag winnen
Steden in de lage landen & hun bloeiperiode
Atrecht: bloeiperiode in 11e en 12e eeuw; oorzaken:
o hoge landbouwproductiviteit
o hoge wolproductie lakennijverheid
o gunstige ligging aan rivieren Atrecht werd belangrijk handelsknooppunt
o aanwezigheid bisschop + hofhouding werkgelegenheid & vraag
luxeproducten; soepel contact met Vaticaan
Brugge: bloeiperiode vanaf ça. 1300 tot ça. 1480; oorzaken:
o gunstige ligging haven aan diep binnenwater; toegankelijk voor zeeschepen
o vormde belangrijk handelsknooppunt met Engeland (wol) en Oostzeegebied
(graan)
o Gevolgen:
nam rol handelscentrum over van Atrecht
veel werkgelegenheid & komst buitenlandse handelaren
GESCHIEDENIS VWO
vooral een politiek(e) oorzaak/gevolg/kenmerk
vooral een sociaal-economisch(e) oorzaak/gevolg/kenmerk
vooral een cultureel-mental(e) oorzaak/gevolg/kenmerk
UITGANGSSITUATIE: agrarische samenleving: zelfvoorziening, weinig onderlinge handel
VERANDERING:
drieslagstelsel
ontginning woeste gronden
verbeterde landbouwtechnieken
o productievere landbouw voedseloverschotten & bevolkingsgroei
mogelijkheid tot handel & specialisatie ontstaan markten op strategische
punten die uitgroeiden tot steden verstedelijking steden kregen een
centrale economische functie; ontstaan monetaire economie (later met
wisselbrieven bezit & vervoer geld werd veiliger)
Gevolgen:
samenwerking stad & platteland (verzorgingsgebied); platteland leverde grondstoffen
voor de nijverheid
nieuwe stedelingen werden verwelkomd; een constante toestroom van kennis &
kapitaal was nodig om te blijven groeien, want steden kenden een hoog sterftecijfer
handelaren werkten samen in koopmansgilden vanwege onzekerheden
langeafstandshandel (zoals onveiligheid door oorlogen, gebrek aan persoonlijk
contact tussen afnemer & leverancier) konden meer druk uitoefenen om
handelsvoorrechten af te dwingen
ook ambachtslieden werkten samen in ambachtsgilden, om oneerlijke concurrentie
uit te bannen; gilden dienden ook als opleidingsinstituten, belangenorganisaties &
verzekeringsfondsen
welvaart in steden nam toe stedelingen betaalden meer belasting aan landsheer in
ruil voor meer autonomie (stadsrechten) groeiende macht stedelijke burgerij:
o rijke kooplieden stijgen op sociale ladder meten zich adellijke levensstijl
aan concurreren met oude adel om rijkdom & macht
o patriciërs krijgen stadsbestuur in handen; leggen regels & belastingen op aan
lagere ambachtsgilden hun economische positie verslechterde 1302:
Guldensporenslag: Franse leger (gesteund door Franse koning &
patriciaat) versus boerenleger (gesteund door Vlaamse graaf &
ambachtslieden), die de veldslag winnen
Steden in de lage landen & hun bloeiperiode
Atrecht: bloeiperiode in 11e en 12e eeuw; oorzaken:
o hoge landbouwproductiviteit
o hoge wolproductie lakennijverheid
o gunstige ligging aan rivieren Atrecht werd belangrijk handelsknooppunt
o aanwezigheid bisschop + hofhouding werkgelegenheid & vraag
luxeproducten; soepel contact met Vaticaan
Brugge: bloeiperiode vanaf ça. 1300 tot ça. 1480; oorzaken:
o gunstige ligging haven aan diep binnenwater; toegankelijk voor zeeschepen
o vormde belangrijk handelsknooppunt met Engeland (wol) en Oostzeegebied
(graan)
o Gevolgen:
nam rol handelscentrum over van Atrecht
veel werkgelegenheid & komst buitenlandse handelaren