Proeven van bekwaamheid profiel kerntaak 1
Opdracht 2: uitvoeren van een lesactiviteit
Inleiding
In de vorige opdracht heb ik een lesvoorbereiding gemaakt. Ik heb deze les gemaakt
aan de hand van de te behalen doelen voor de kerstvakantie. Deze activiteit heb ik
uitgevoerd in de rekenkring. Ik heb de leermiddelen bij elkaar gezocht en klaar
gelegd.
Ik vertel de leerlingen dat het bijna kerst is en dat we een kerstboom gaan versieren.
Niet gewoon maar we gaan er een spelletje van maken. Ik laat ze de twee
dobbelstenen zien en vraag of iemand ziet wat de verschillen zijn.
Situatie:
Op maandag 13 december gaf ik de lesactiviteit. Het was de bedoeling dat ik de les
op dinsdag 14 december zou geven. Dit kon door omstandigheden niet dus de
leerkracht vroeg op maandagochtend of ik het lesje die dag kon geven. De leerlingen
zaten in de kring. Ik vertel de leerlingen het bijna kerst is en dat we een kerstboom
gaan versieren. Niet gewoon maar we gaan er een spelletje van maken. Ik laat ze de
twee dobbelstenen zien en vraag of iemand ziet wat de verschillen zijn.
Tijdens de les zaten er een paar leerlingen niet op te letten en te praten met elkaar.
Ik heb ze aangesproken. Daarna gebeurde hetzelfde en sprak ik ze weer aan.
Taak:
Het was mijn taak om de les te geven die ik in profiel kerntaak opdracht 1 heb
voorbereid. Ik wil met de les bereiken dat de leerling oefenen met synchroon tellen,
getalbeeld en de begrippen meer en minder herkennen.
Activiteit:
Ik heb de activiteit uitgelegd. De les die ik bedacht had was: De kerstboom versieren
met kerstballen met behulp van een kleuren en stippen dobbelsteen. De leerling
gooit met beide dobbelstenen. Ik vraag hoeveel ze gegooid hebben en welke kleur.
Als ze het niet meteen zien mogen ze de stippen tellen. Daarna vraag ik welke kleur
ze gaan pakken. Ze kijken naar de kleur die ze gegooit hebben. Ik vraag ze de
ballen te tellen die ze in de boom leggen. Daarna pak ik de kaartjes met de
getalbeelden erbij. Ik houd ze vast. Als ze het juiste cijfer zien mogen ze het zeggen.
Daarna kies ik een leerling die al wat verder in zijn ontwikkeling is. Hij gooit met de
dobbelstenen. ijj gooit vijf. Ik vraag hem wat één minder is. Hij weet het niet. Ik vraag
hem om vijf vingers in de lucht te houden. HIj houdt ze in de lucht. En dan doe je één
vinger minder. HIj kijkt naar zijn vingers en doet één vinger omlaag. Hoeveel vingers
heb je nou over? Vier zegt hij. Goedzo. Dan mag je de kerstballen in de boom
Opdracht 2: uitvoeren van een lesactiviteit
Inleiding
In de vorige opdracht heb ik een lesvoorbereiding gemaakt. Ik heb deze les gemaakt
aan de hand van de te behalen doelen voor de kerstvakantie. Deze activiteit heb ik
uitgevoerd in de rekenkring. Ik heb de leermiddelen bij elkaar gezocht en klaar
gelegd.
Ik vertel de leerlingen dat het bijna kerst is en dat we een kerstboom gaan versieren.
Niet gewoon maar we gaan er een spelletje van maken. Ik laat ze de twee
dobbelstenen zien en vraag of iemand ziet wat de verschillen zijn.
Situatie:
Op maandag 13 december gaf ik de lesactiviteit. Het was de bedoeling dat ik de les
op dinsdag 14 december zou geven. Dit kon door omstandigheden niet dus de
leerkracht vroeg op maandagochtend of ik het lesje die dag kon geven. De leerlingen
zaten in de kring. Ik vertel de leerlingen het bijna kerst is en dat we een kerstboom
gaan versieren. Niet gewoon maar we gaan er een spelletje van maken. Ik laat ze de
twee dobbelstenen zien en vraag of iemand ziet wat de verschillen zijn.
Tijdens de les zaten er een paar leerlingen niet op te letten en te praten met elkaar.
Ik heb ze aangesproken. Daarna gebeurde hetzelfde en sprak ik ze weer aan.
Taak:
Het was mijn taak om de les te geven die ik in profiel kerntaak opdracht 1 heb
voorbereid. Ik wil met de les bereiken dat de leerling oefenen met synchroon tellen,
getalbeeld en de begrippen meer en minder herkennen.
Activiteit:
Ik heb de activiteit uitgelegd. De les die ik bedacht had was: De kerstboom versieren
met kerstballen met behulp van een kleuren en stippen dobbelsteen. De leerling
gooit met beide dobbelstenen. Ik vraag hoeveel ze gegooid hebben en welke kleur.
Als ze het niet meteen zien mogen ze de stippen tellen. Daarna vraag ik welke kleur
ze gaan pakken. Ze kijken naar de kleur die ze gegooit hebben. Ik vraag ze de
ballen te tellen die ze in de boom leggen. Daarna pak ik de kaartjes met de
getalbeelden erbij. Ik houd ze vast. Als ze het juiste cijfer zien mogen ze het zeggen.
Daarna kies ik een leerling die al wat verder in zijn ontwikkeling is. Hij gooit met de
dobbelstenen. ijj gooit vijf. Ik vraag hem wat één minder is. Hij weet het niet. Ik vraag
hem om vijf vingers in de lucht te houden. HIj houdt ze in de lucht. En dan doe je één
vinger minder. HIj kijkt naar zijn vingers en doet één vinger omlaag. Hoeveel vingers
heb je nou over? Vier zegt hij. Goedzo. Dan mag je de kerstballen in de boom
