LWEO hoofdstuk 5 de financiële administratie van een bedrijf samenvatting, kopen en werken LWEO

Hoofdstuk 5 De financiële administratie van een eigen bedrijf
Een balans laat zien hoe een bedrijf aan geld is gekomen en wat dat bedrijf daarmee heeft
gedaan. Aan de rechterkant staat de creditzijde, daar staat hoe het geld verkregen is. Het
geld dat je zelf in je bedrijf steekt is het eigen vermogen. De rest is het vreemd vermogen,
dat zijn leningen van bijvoorbeeld de bank. Ook wel schulden genoemd.
Links op de balans is de debetzijde, daar staat wat er met het geld is gedaan. Bij bijvoorbeeld
een winkel heb je een inventaris en een voorraad. De rest van het geld zit in de kas en op de
betaalrekening op de bank. Bezittingen worden ook wel activa genoemd. Er zijn 3 soorten
activa. Vaste activa gaan langer dan één jaar mee, bijvoorbeeld gebouwen, wagens,
machines en inventaris. Vlottende activa gaan minder dan één jaar mee, bijvoorbeeld de
voorraad en wordt bij verkoop meteen in geld omgezet. Liquide activa/middelen is het geld
in de kas en op de betaalrekening bij de bank.
De balans is een momentopname. Op een balans staan voorraadgrootheden. Een
voorraadgrootheid wordt gemeten op een bepaald tijdstip.
Een inventaris gaat meestal lang mee, maar er moet wel waardedaling mee worden
gerekend bijvoorbeeld 1 keer per maand. Als een inventaris 6.000 euro waard is en de
restwaarde na 5 jaar nul is, dan daalt de waarde in 5 jaar met 6.000 euro. Je kan dan
bijvoorbeeld elke maand 6000/(5×12) = 100 euro waardedaling rekenen. Dit worden ook wel
afschrijvingen genoemd.
Winst vergroot het eigen vermogen en kosten verkleinen het eigen vermogen in een balans.
In een mutatiebalans, geef je weer welke balansposten met welk bedrag toe of afnemen. De
debet- en creditzijde moeten allebei hetzelfde totaalbedrag vertonen.
Klanten die nog geld moeten betalen noemen we debiteuren. Het staat aan de debetzijde en
is dus een bezitting.
Leveranciers die nog betaald moeten worden noemen we crediteuren. Dit staat aan de
creditzijde en is dus een schuld.
De resultatenrekening is een overzicht van kosten en opbrengsten in een bepaalde periode.
Op de resultatenrekening staan stroomgrootheden. Dit zijn grootheden die over een
bepaalde periode worden gemeten. Kosten en opbrengsten zijn stroomgrootheden, loon,
huur en rente hebben betrekking op een maand en zijn dus geen voorraadgrootheden. Links
staan de oorzaken van de daling van het eigenvermogen, de kosten dus. En rechts staan de
oorzaken van de stijging van het eigen vermogen, de opbrengsten.
Alleen de financiële transacties die het eigen vermogen veranderen komen op de
resultatenrekening te staan.
Btw is een belasting die consumenten moeten betalen over de producten die zij kopen.
Sommige goederen en diensten zijn vrijgesteld van btw zoals, huur en medische zorg.
Verreweg de meeste producten vallen onder het 21%-tarief. Andere producten zoals
boeken, diensten van de kapper en fietsreparaties vallen onder een lager tarief van 9%.
Btw verandert je winst als ondernemer niet. Het is geen opbrengst en ook geen kostenpost.
De ondernemer draag de btw ontvangen af aan de belastingdienst. Als je inkopen doet voor
je bedrijf dan krijg je de betaalde btw van de belastingdienst terug.