SAMENVATTING AAN DE HAND VAN DE LESSEN
Klinisch redeneren is het continue proces van gegevensverzameling en analyse gericht
op de vragen en problemen van een individu en diens naasten, in relatie tot ziekte en
gezondheid. Klinisch redeneren omvat risico-inschatting, vroegsignalering,
probleemherkenning, interventie en monitoring
Vier soorten basisvragen:
Diagnostisch → wat is er aan de hand?
Etiologisch → hoe komt dat?
Prognostisch → hoe loopt het waarschijnlijk af?
Therapeutisch → wat kan je eraan doen?
Conceptual framework →
Het ICF-model beschrijft hoe een aandoening of ziekte invloed heeft op een patiënt. Hier
worden alle factoren van een patiënt worden besproken met:
- Oorzaak-gevolg reeksen
- Op welke manier beïnvloeden verstoorde anatomische eigenschappen het
functioneren?
- Op welke manier beïnvloedt dit de activiteit en participatie?
- Hoe kunnen externe- en persoonlijke factoren activiteiten en participatie
beïnvloeden?
ICF-model:
Ziekte/aandoening
↓ ↓ ↓
Functies/anatomische ↔ Activiteiten ↔ Participatie
eigenschappen
↑ ↑ ↑
Externe factoren Persoonlijke factoren
DIAGNOSTISCH REDENEREN
Diagnostisch → Wat is er aan de hand?
Kennis vergaren → Wat zie je? wat hoor je? wat voel je?
Symptomen:
- Objectief → symptoom is voor iedereen hetzelfde waarneembaar, zoals
bloeddruk en saturatie
, - Subjectief → een symptoom dat anders geïnterpreteerd kan worden door een
ander persoon, zoals benauwdheid en pijn
Achtergrondkennis: hoe zijn deze symptomen te verklaren?
- Vanuit de anatomie, fysiologie en psychosocial
Standaard vragen bij diagnostisch redeneren: (pagina 233)
- Welke objectieve en subjectieve symptomen zijn er aanwezig bij de patiënt?
- Hoe zijn deze symptomen te verklaren?
- Wat wil je nog meer weten van de patiënt?
- Welke last heeft de patiënt hiervan?
- Hoe reageert de patiënt hierop?
- Op welke mogelijke gezondheidsproblemen wijst dit?
- Wat zijn de kenmerkende verschijnselen van de belangrijkste
gezondheidsproblemen?
- Hoe kan de aan- of afwezigheid van deze kenmerkende verschijnselen getoetst
worden?
Een verpleegkundige diagnose is een klinisch oordeel die uiitgaat van een mensleijke
reactie op gezondheidscondities/levensprocessen, of een verhoode kwetsbaarheid voor
die reactie, bij een persoon, gezin, groep of gemeenschap
Een medische diagnose is een diagnose die wordt geïdentificeerd door een ziekte.
PES:
P: Probleem (verpleegkundig) → kernset patiëntproblemen
E: Etiologie (oorzaken)
S: Symptomen
Risicodiagnose- en factoren:
P: Verhoogd risico op ‘probleem X’
R: Risicofactoren
ETIOLOGISCH REDENEREN
Etiologisch → hoe komt dat?
“Etiologisch ofwel oorzakelijk redeneren is redeneren over de oorzaken gerelateerde
factoren van een specifiek gezondheidsprobleem. Hierbij gaat de verpleegkundige via
een vast vragenschema systematisch na waardoor de gezondheidsproblemen
veroorzaakt kunnen zijn en waardoor ze in stand gehouden worden.
Etiologische factor → factoren die het gezondheidsprobleem veroorzaken
Gerelateerde factor → factor die het gezondheidsprobleem niet veroorzaakt maar die
het gezondheidsprobleem mede in stand houd
Klinisch redeneren is het continue proces van gegevensverzameling en analyse gericht
op de vragen en problemen van een individu en diens naasten, in relatie tot ziekte en
gezondheid. Klinisch redeneren omvat risico-inschatting, vroegsignalering,
probleemherkenning, interventie en monitoring
Vier soorten basisvragen:
Diagnostisch → wat is er aan de hand?
Etiologisch → hoe komt dat?
Prognostisch → hoe loopt het waarschijnlijk af?
Therapeutisch → wat kan je eraan doen?
Conceptual framework →
Het ICF-model beschrijft hoe een aandoening of ziekte invloed heeft op een patiënt. Hier
worden alle factoren van een patiënt worden besproken met:
- Oorzaak-gevolg reeksen
- Op welke manier beïnvloeden verstoorde anatomische eigenschappen het
functioneren?
- Op welke manier beïnvloedt dit de activiteit en participatie?
- Hoe kunnen externe- en persoonlijke factoren activiteiten en participatie
beïnvloeden?
ICF-model:
Ziekte/aandoening
↓ ↓ ↓
Functies/anatomische ↔ Activiteiten ↔ Participatie
eigenschappen
↑ ↑ ↑
Externe factoren Persoonlijke factoren
DIAGNOSTISCH REDENEREN
Diagnostisch → Wat is er aan de hand?
Kennis vergaren → Wat zie je? wat hoor je? wat voel je?
Symptomen:
- Objectief → symptoom is voor iedereen hetzelfde waarneembaar, zoals
bloeddruk en saturatie
, - Subjectief → een symptoom dat anders geïnterpreteerd kan worden door een
ander persoon, zoals benauwdheid en pijn
Achtergrondkennis: hoe zijn deze symptomen te verklaren?
- Vanuit de anatomie, fysiologie en psychosocial
Standaard vragen bij diagnostisch redeneren: (pagina 233)
- Welke objectieve en subjectieve symptomen zijn er aanwezig bij de patiënt?
- Hoe zijn deze symptomen te verklaren?
- Wat wil je nog meer weten van de patiënt?
- Welke last heeft de patiënt hiervan?
- Hoe reageert de patiënt hierop?
- Op welke mogelijke gezondheidsproblemen wijst dit?
- Wat zijn de kenmerkende verschijnselen van de belangrijkste
gezondheidsproblemen?
- Hoe kan de aan- of afwezigheid van deze kenmerkende verschijnselen getoetst
worden?
Een verpleegkundige diagnose is een klinisch oordeel die uiitgaat van een mensleijke
reactie op gezondheidscondities/levensprocessen, of een verhoode kwetsbaarheid voor
die reactie, bij een persoon, gezin, groep of gemeenschap
Een medische diagnose is een diagnose die wordt geïdentificeerd door een ziekte.
PES:
P: Probleem (verpleegkundig) → kernset patiëntproblemen
E: Etiologie (oorzaken)
S: Symptomen
Risicodiagnose- en factoren:
P: Verhoogd risico op ‘probleem X’
R: Risicofactoren
ETIOLOGISCH REDENEREN
Etiologisch → hoe komt dat?
“Etiologisch ofwel oorzakelijk redeneren is redeneren over de oorzaken gerelateerde
factoren van een specifiek gezondheidsprobleem. Hierbij gaat de verpleegkundige via
een vast vragenschema systematisch na waardoor de gezondheidsproblemen
veroorzaakt kunnen zijn en waardoor ze in stand gehouden worden.
Etiologische factor → factoren die het gezondheidsprobleem veroorzaken
Gerelateerde factor → factor die het gezondheidsprobleem niet veroorzaakt maar die
het gezondheidsprobleem mede in stand houd