Samenvatting IPV Periode 2.2
2.2cIPV1 Ouderen
De patiënten groep ouderen, is de grootste groep in het ziekenhuis.
Wat is oud?
Chronologische leeftijd: kalenderleeftijd
Functionele leeftijd: wat kan iemand nog fysiek en mentaal
Jongere oudere / oudere ouderen of 5 fasen waarin je de ouderen kunt classificeren.
Ouderen zijn niet onder te verdelen in groepen want de functionele leeftijd kan erg verschillen met
de chronologische leeftijd.
Vergrijzing: er worden meer mensen oud
- Babyboom, na de 2e wereldoorlog 77+
- De levensverwachting wordt steeds hoger door welvaart
- Ontgroening, vrouwen krijgen meer kinderen dus minder kinderen is procentueel meer
ouderen
- Dubbele vergrijzing: het aandeel 80+ wordt ook steeds groter, de ouderen worden ook
steeds ouder
Lichamelijk:
Oorzaken van veroudering: het niet kunnen compenseren van schade
- Excentrieke factoren: roken of dieet rijk aan verzadigde vetzuren
- Intrinsieke factoren: koorts of oxidatie schade (minder makkelijk vernieuwing van cellen)
Veroudering is het niet meer kunnen compenseren van schade.
Beeld van ouderen: Chagrijnig, zorgbehoevend, bingo, grijs, oud, rollator
Beeldvorming: categoriseren, een hoofdonderwerp gaat men opdelen in categorieën.
Gevolgen: vooroordelen, stereotypering en discrimineren
- Vooroordelen: een affectieve (gevoelsmatige) reactie
- Stereotypen: alle kenmerken die we aan de groep toekennen (cognitief)
- Discrimineren: letterlijk onderscheid maken
Cultuur en tijdgeest heeft hier veel invloed op. Je gaat op deze gevolgen handelen.
Age-ism: leeftijdsdiscriminatie, hierdoor ga je je anders gedragen waardoor er misschien diagnostiek
over het hoofd wordt gezien. Ouderen kunnen minder actief worden en zich eenzaam voelen
waardoor ze meer thuis blijven.
Paternalistisch spraakgebruik: je gaat tegen ouderen praten zoals je dat tegen baby’s zou doen.
Omgang met ouderen: Iedereen is anders dus je gaat je gedrag aanpassen per oudere met de kennis
van communiceren.
2.2cIPV2 Cognitieve achteruitgang ouderen
Er is onderscheid te maken tussen gezonde cognitieve achteruitgang en versnelde cognitieve
achteruitgang (o.a. dementie, CVA, depressie, hart- en vaatziekten). Deze patiënten groep wordt
steeds groter omdat de mensen ouder worden.
Cognitief functioneren: de mate waarin je in staat bent om kennis en informatie op te nemen en te
verwerken.
2.2cIPV1 Ouderen
De patiënten groep ouderen, is de grootste groep in het ziekenhuis.
Wat is oud?
Chronologische leeftijd: kalenderleeftijd
Functionele leeftijd: wat kan iemand nog fysiek en mentaal
Jongere oudere / oudere ouderen of 5 fasen waarin je de ouderen kunt classificeren.
Ouderen zijn niet onder te verdelen in groepen want de functionele leeftijd kan erg verschillen met
de chronologische leeftijd.
Vergrijzing: er worden meer mensen oud
- Babyboom, na de 2e wereldoorlog 77+
- De levensverwachting wordt steeds hoger door welvaart
- Ontgroening, vrouwen krijgen meer kinderen dus minder kinderen is procentueel meer
ouderen
- Dubbele vergrijzing: het aandeel 80+ wordt ook steeds groter, de ouderen worden ook
steeds ouder
Lichamelijk:
Oorzaken van veroudering: het niet kunnen compenseren van schade
- Excentrieke factoren: roken of dieet rijk aan verzadigde vetzuren
- Intrinsieke factoren: koorts of oxidatie schade (minder makkelijk vernieuwing van cellen)
Veroudering is het niet meer kunnen compenseren van schade.
Beeld van ouderen: Chagrijnig, zorgbehoevend, bingo, grijs, oud, rollator
Beeldvorming: categoriseren, een hoofdonderwerp gaat men opdelen in categorieën.
Gevolgen: vooroordelen, stereotypering en discrimineren
- Vooroordelen: een affectieve (gevoelsmatige) reactie
- Stereotypen: alle kenmerken die we aan de groep toekennen (cognitief)
- Discrimineren: letterlijk onderscheid maken
Cultuur en tijdgeest heeft hier veel invloed op. Je gaat op deze gevolgen handelen.
Age-ism: leeftijdsdiscriminatie, hierdoor ga je je anders gedragen waardoor er misschien diagnostiek
over het hoofd wordt gezien. Ouderen kunnen minder actief worden en zich eenzaam voelen
waardoor ze meer thuis blijven.
Paternalistisch spraakgebruik: je gaat tegen ouderen praten zoals je dat tegen baby’s zou doen.
Omgang met ouderen: Iedereen is anders dus je gaat je gedrag aanpassen per oudere met de kennis
van communiceren.
2.2cIPV2 Cognitieve achteruitgang ouderen
Er is onderscheid te maken tussen gezonde cognitieve achteruitgang en versnelde cognitieve
achteruitgang (o.a. dementie, CVA, depressie, hart- en vaatziekten). Deze patiënten groep wordt
steeds groter omdat de mensen ouder worden.
Cognitief functioneren: de mate waarin je in staat bent om kennis en informatie op te nemen en te
verwerken.