Journalim studies + ethiek hoorcolleges
HC 1: Uses and Gratifications
Bernard Shawn: socialist, vrijdenker, feminist, toneelschrijver en theatercriticus
Legt op een satirische manier het probleem van communicatiewetenschappen bloot:
het meten van communicatietheorieën blijkt uiterst lastig, complex.
Benadering UG: Waarom je tijdens een HC de onstuitbare behoefte hebt om je socialmedia
te checken.
Theorieën op een lijn
Injectienaald/kogeltheorie Media veel macht
Agendasetting |
Gedragsversterking |
encoding/decoding |
Uses & Gratifications Publiek veel macht
Passiefpubliek wat doet media met het publiek
Actiefpubliek wat doet het publiek met media
UGT (1970):
Probeert te ontdekken waarom en hoe mensen actief specifieke media selecteren en
gebruiken om daarmee specifieke behoeften te bevredigen
Gaat als enige in de 1e plaats van het publiek ipv de zender
Aannames theorie
1. Publiek is actief
2. Mediagebruik is doelgericht
3. Media concurreren met andere bronnen
4. Verband tussen behoeften en mediagebruik
5. Media kan een wijdspectrum aan behoeften bevredigen en intentie en uitkomst
kunnen verschillen
! Let op! In De Boer en Brennecke zijn het er 8, dit is de basis volgens Blumler, Katz en
Gurevitch (1974)
, De Boer en Brennecke:
6. Mediagebruik en behoeftebevrediging kunnen tussen personen verschillen.
7. Media-inhoud structureert en bakent de mogelijkheid tot behoeftebevrediging af.
8. Behoeftebevrediging kan voortvloeien uit 3 factoren
Media-inhoud zelf
Blootstelling aan media; inhoud doet er niet toe
De situatie waarin blootstelling plaatsvindt: sociale ervaring
9. Geen waardeoordeel UGT gaat niet uit van slechte invloed van TV; Gerbner wel.
Welke behoeften heeft het publiek (en het probleem van UGT)
Geen eenduidig beeld
Verschilt per gebruikt medium
Weinig overeenstemming over gebruikte terminologie (behoeften, motieven, drives,
functies, gratificaties)
Door jaren heen tientallen verschillende ‘behoeften’ onderscheiden
Onderzoek loopt al vanaf 1940 Herta Herzog
Bernard Berelson (1940-1950): onderzoek krantenlezers
Er komt een sociale context bij kijken in het analyseren van mediagebruik. Het
reflecteren van de media-inhoud op het eigen leven, het proberen te vertalen als
advies/herkenbaarheid. Er wordt status ontleend.
Zodra publiek uit bepaalde media voldoening haalt ontstaat dus ook gedrag dat
geassocieerd kan worden aan dat mediagebruik: mediagebruik cultiveringstheorie
Piramide van Maslow: stelde rangschikking van behoeften in jaren ‘40/’50, 20 jaar later blijkt
weinig wetenschappelijk onderzoek.
Werd door Katz, Glurevitch en Haas (1973) als leidraad gebruikt bij het vaststellen
van basisbehoeften
Basisbehoeften
Cognitieve behoeften: informatie verzamelen, meer van de wereld weten (Laswell
(1940) sprak al over 4 functions of media)
Emotionele behoeften
Persoonlijke behoeften
Interactie met andere
Ontspanning en bevrediging
Gratifications Sought (SO) vs. Gratifications obtained (GO)
HC 1: Uses and Gratifications
Bernard Shawn: socialist, vrijdenker, feminist, toneelschrijver en theatercriticus
Legt op een satirische manier het probleem van communicatiewetenschappen bloot:
het meten van communicatietheorieën blijkt uiterst lastig, complex.
Benadering UG: Waarom je tijdens een HC de onstuitbare behoefte hebt om je socialmedia
te checken.
Theorieën op een lijn
Injectienaald/kogeltheorie Media veel macht
Agendasetting |
Gedragsversterking |
encoding/decoding |
Uses & Gratifications Publiek veel macht
Passiefpubliek wat doet media met het publiek
Actiefpubliek wat doet het publiek met media
UGT (1970):
Probeert te ontdekken waarom en hoe mensen actief specifieke media selecteren en
gebruiken om daarmee specifieke behoeften te bevredigen
Gaat als enige in de 1e plaats van het publiek ipv de zender
Aannames theorie
1. Publiek is actief
2. Mediagebruik is doelgericht
3. Media concurreren met andere bronnen
4. Verband tussen behoeften en mediagebruik
5. Media kan een wijdspectrum aan behoeften bevredigen en intentie en uitkomst
kunnen verschillen
! Let op! In De Boer en Brennecke zijn het er 8, dit is de basis volgens Blumler, Katz en
Gurevitch (1974)
, De Boer en Brennecke:
6. Mediagebruik en behoeftebevrediging kunnen tussen personen verschillen.
7. Media-inhoud structureert en bakent de mogelijkheid tot behoeftebevrediging af.
8. Behoeftebevrediging kan voortvloeien uit 3 factoren
Media-inhoud zelf
Blootstelling aan media; inhoud doet er niet toe
De situatie waarin blootstelling plaatsvindt: sociale ervaring
9. Geen waardeoordeel UGT gaat niet uit van slechte invloed van TV; Gerbner wel.
Welke behoeften heeft het publiek (en het probleem van UGT)
Geen eenduidig beeld
Verschilt per gebruikt medium
Weinig overeenstemming over gebruikte terminologie (behoeften, motieven, drives,
functies, gratificaties)
Door jaren heen tientallen verschillende ‘behoeften’ onderscheiden
Onderzoek loopt al vanaf 1940 Herta Herzog
Bernard Berelson (1940-1950): onderzoek krantenlezers
Er komt een sociale context bij kijken in het analyseren van mediagebruik. Het
reflecteren van de media-inhoud op het eigen leven, het proberen te vertalen als
advies/herkenbaarheid. Er wordt status ontleend.
Zodra publiek uit bepaalde media voldoening haalt ontstaat dus ook gedrag dat
geassocieerd kan worden aan dat mediagebruik: mediagebruik cultiveringstheorie
Piramide van Maslow: stelde rangschikking van behoeften in jaren ‘40/’50, 20 jaar later blijkt
weinig wetenschappelijk onderzoek.
Werd door Katz, Glurevitch en Haas (1973) als leidraad gebruikt bij het vaststellen
van basisbehoeften
Basisbehoeften
Cognitieve behoeften: informatie verzamelen, meer van de wereld weten (Laswell
(1940) sprak al over 4 functions of media)
Emotionele behoeften
Persoonlijke behoeften
Interactie met andere
Ontspanning en bevrediging
Gratifications Sought (SO) vs. Gratifications obtained (GO)