1. Welke voedingstoffen bevat sondevoeding?
A. Koolhydraten
B. Vetten
C. Vitamine en mineralen
D. Alle van bovenstaande
2. Welke voeding is geschikt voor een goed functionerend maag-darmstelsel?
A. Monomere voeding
B. Oligomere voeding
C. Polymere voeding
D. Alle bovenstaande voedingen
3. Wat kan een indicatie zijn voor sondevoeding?
A. de zorgvrager heeft een BMI hoger dan 20
B. De zorgvrager heeft de afgelopen 5 dagen niks gegeten
C. De zorgvrager heeft een afsluiting van het maagdarmkanaal
D. De zorgvrager heeft last van een ileus
4. Welke bewering over het inbrengen van een voedingssonde is juist?
A. Als een zorgvrager het tijdens het inbrengen van de zonde niet kan praten, zit de sonde
waarschijnlijk in de luchtpijp
B. Bij het inbrengen van een neus-maagsonde kan de zorgvrager het beste liggen
C. Een microsonde is zeer geschikt als je regelmatig moet nagaan of er voeding in de maag
is achtergelaten
D. Je controleert of de sonde in de maag ligt door een röntgenfoto
5. Aspiratie betekent dat…
A. De maaginhoud in de longen terecht komt
B. De sonde verstopt is
C. Maagzuur uit de maag terug de slokdarm instroomt
D. De darmperistaltiek te langzaam is waardoor uiteindelijk obstipatie ontstaat
6. Wat is het verschil tussen PEG-sonde, een PEG-J-sonde en een button?
A. Een button is minder zichtbaar dan de PEG en de PEG-J
B. De PEG-sonde bevindt zich in de dunne darm, de PEG-J en de button in de maag
C. De PEG-J-sonde is de kortste sonde
D. De button en de PEG-sonde worden via een kunstmatige opening in de maag geplaatst,
de PEG-J-sonde gaat via de neus
7. Als een zorgvrager bolustoediening krijgt, wilt dat zeggen dat hij…
A. 24 uur per dag druppelsgewijs wordt gevoed
B. Een bepaald deel van de dag continu gevoed wordt
C. De voeding in porties krijgt toegediend via een spuit
D. De voeding via een zwaartekrachtsysteem krijgt toegediend
A. Koolhydraten
B. Vetten
C. Vitamine en mineralen
D. Alle van bovenstaande
2. Welke voeding is geschikt voor een goed functionerend maag-darmstelsel?
A. Monomere voeding
B. Oligomere voeding
C. Polymere voeding
D. Alle bovenstaande voedingen
3. Wat kan een indicatie zijn voor sondevoeding?
A. de zorgvrager heeft een BMI hoger dan 20
B. De zorgvrager heeft de afgelopen 5 dagen niks gegeten
C. De zorgvrager heeft een afsluiting van het maagdarmkanaal
D. De zorgvrager heeft last van een ileus
4. Welke bewering over het inbrengen van een voedingssonde is juist?
A. Als een zorgvrager het tijdens het inbrengen van de zonde niet kan praten, zit de sonde
waarschijnlijk in de luchtpijp
B. Bij het inbrengen van een neus-maagsonde kan de zorgvrager het beste liggen
C. Een microsonde is zeer geschikt als je regelmatig moet nagaan of er voeding in de maag
is achtergelaten
D. Je controleert of de sonde in de maag ligt door een röntgenfoto
5. Aspiratie betekent dat…
A. De maaginhoud in de longen terecht komt
B. De sonde verstopt is
C. Maagzuur uit de maag terug de slokdarm instroomt
D. De darmperistaltiek te langzaam is waardoor uiteindelijk obstipatie ontstaat
6. Wat is het verschil tussen PEG-sonde, een PEG-J-sonde en een button?
A. Een button is minder zichtbaar dan de PEG en de PEG-J
B. De PEG-sonde bevindt zich in de dunne darm, de PEG-J en de button in de maag
C. De PEG-J-sonde is de kortste sonde
D. De button en de PEG-sonde worden via een kunstmatige opening in de maag geplaatst,
de PEG-J-sonde gaat via de neus
7. Als een zorgvrager bolustoediening krijgt, wilt dat zeggen dat hij…
A. 24 uur per dag druppelsgewijs wordt gevoed
B. Een bepaald deel van de dag continu gevoed wordt
C. De voeding in porties krijgt toegediend via een spuit
D. De voeding via een zwaartekrachtsysteem krijgt toegediend