Hbo- Rechten
Jaar 1
Periode 3
1
,Inhoudsopgave
Week 1 les 1.................................................................................................................................................. 3
Uitleggen wanneer iemand kan worden aangemerkt als verdachte;..................................................................3
De rechten van de verdachte uitleggen;..............................................................................................................4
Het legaliteitsbeginsel toepassen;.......................................................................................................................4
Het vierlagenmodel toepassen;............................................................................................................................5
De voorwaarden voor een strafbare poging en voorbereiding beschrijven;.......................................................7
De verschillende deelnemingsvormen beschrijven;.............................................................................................9
Week 2 les 1................................................................................................................................................ 12
De verschillende gradaties van opzet uitleggen;...............................................................................................12
De verschillende gradaties van culpa uitleggen;................................................................................................14
De strafuitsluitingsgronden beschrijven;...........................................................................................................16
Noodweer(exces) stappen..................................................................................................................................20
Schulduitsluitingsgronden..................................................................................................................................21
Week 3 les 1................................................................................................................................................ 24
Benoemen wie de procesdeelnemers, wie de betrokken instanties zijn en wat hun rol is;...............................24
Uitleggen wat opsporing betekent;...................................................................................................................25
Uitleggen wat vervolging betekent;...................................................................................................................26
De (vrijheidsbenemende) dwangmiddelen toepassen;......................................................................................27
Uitleggen wat vervolgingsmonopolie en opportuniteit inhoudt;.......................................................................27
De functies van de dagvaarding benoemen;......................................................................................................28
Week 4 les 1................................................................................................................................................ 30
Uitleggen wat de rol en de taak is van de rechter en de rechter-commissaris;.................................................30
De vervolgingsbeletselen uitleggen;..................................................................................................................30
Voorwaarden van een strafbeschikking en transactie uitleggen;......................................................................31
Het verloop van het onderzoek ter terechtzitting uitleggen;.............................................................................32
De voorwaarden van openbaarheid van onderzoek ter terechtzitting en uitspraak toepassen; .....................32
Het rechterlijk beslissingsschema toepassen;....................................................................................................32
Belangrijke begrippen.................................................................................................................................. 35
Belangrijke wetten....................................................................................................................................... 35
Strafrecht............................................................................................................................................................35
Strafvordering....................................................................................................................................................37
Overige wetten...................................................................................................................................................40
2
,Week 1 les 1
Literatuur: M.J. Kronenberg en B. de Wilde, Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht
Hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5
Hoofdstuk 6 (niet: par. 6.3.4)
Hoofdstuk 7 Par 3.1 t/m 3.3
Uitleggen wanneer iemand kan worden aangemerkt als verdachte;
Art 27 Sv
Vereisten:
1. Redelijk vermoeden van schuld.
2. Op grond van objectiveerbare feiten en omstandigheden. Met “objectiveerbare”
worden feiten en omstandigheden bedoeld die voor een willekeurige derde redelijk
vermoeden van schuld zouden opleveren.
3. Aan een concreet strafbaar feit. Het moet hier gaan om een redelijk vermoeden van
schuld aan een concreet strafbaar feit
Voorbeelden: Arresten kleurling en stormsteeg
In beide zaken ging het om bezit van harddrugs, waarbij de persoon op de vlucht leek te
slaan. Telkens was het de vraag of de persoon die de verdovende middelen bij zich zou
hebben wel gefouilleerd en aangehouden had mogen worden.
Dit mag alleen als iemand verdachte is in de zin van Art. 27 Sv
In het arrest de Hollende kleurling was geen sprake van een verdachte en mocht de man niet
gefouilleerd en aangehouden worden omdat de man al rende op het moment dat hij werd
gezien door de politie.
In het arrest stormsteeg mocht dit juist wel, omdat de persoon pas begon te rennen zodra
hij de politie zag. In het arrest stormsteeg was daarom wel een redelijk vermoeden van
schuld op grond van objectiveerbare feiten en omstandigheden en in het arrest hollende
kleurling juist niet. Daarom moest de verdachte van de hollende kleurling uiteindelijk
worden vrijgesproken ook al werd er heroïne aangetroffen.
3
, De rechten van de verdachte uitleggen;
Gevolgen van aangemerkte verdachten zijn: Dwangmiddelen mogen tegen de verdachten
worden ingezet, dus zijn vrijheid mag worden ingeperkt.
De verdachte krijgt aanvullende rechten
- Recht op rechtsbijstand (Art. 28 Sv)
- Recht op een raadsman (advocaat)
Gekozen: De verdachte heeft zijn eigen raadsman gekozen
Toegevoegd: Als iemand te weinig verdient en geen advocaat kan
betalen krijgt hij een raadsman toegewezen die wordt betaald door de
overheid.
- Ongestoord contact (Art. 50 Sv)
De raadsman moet ongestoord contact kunnen hebben met zijn cliënt.
- Zwijgrecht (Art. 29 Sv)
- De verdachte is niet verplicht antwoorden te geven.
Dit vloeit voort uit het ‘nemo tenetur’ beginsel: verdacht mag niet
gedwongen worden mee te werken aan zijn eigen veroordeling.
- Lid 2 het benoemen dat de verdachte het zwijgrecht heeft wordt de cautie
genoemd.
- Recht op inzage processtukken (Art. 30 Sv)
- Dit recht is in het beginsel onbeperkt, maar kan in het kader van het belang
van het onderzoek worden beperkt (Art. 30 lid 3 Sv). Na uitreiking van de
dagvaarding mag het recht niet meer beperkt worden (Art. 33 Sv).
Het legaliteitsbeginsel toepassen;
Art. 1 strafrecht
- Verbod van terugwerkende kracht
- Wet moet helder zijn omschreven
4