Module 4: heden, verleden en toekomst
Hoofdstuk 1: de prijs van tijd
Paragraaf 1: tijd is geld
De factor tijd heeft waarde:
- producent: waarde van het producentensurplus
- consument: waarde van het consumentensurplus
De individuele prijs van tijd verschilt per persoon en hangt af van iemands tijdsvoorkeur
De algemene prijs van tijd is voor iedereen gelijk (rente)
Refirente = rentepercentage waartegen banken geld kunnen lenen bij centrale bank
Depositorente = rentepercentage waartegen banken geld kunnen sparen bij centrale bank
Het sparen van geld bij een bank kan nuttig zijn voor de economie in een land:
- als mensen thuis het geld opbergen, kan de bank geen geld uitgeven en kunnen
bedrijven niet investeren
Paragraaf 2: sparen en lenen
Intertemporele ruil: ruilen over de tijd
Vrij besteedbaar inkomen = netto inkomen - vaste lasten
De prijs van de tijd maakt het mogelijk om te ruilen over de tijd.
De factor tijd heeft een prijs: rente, die voor iedereen gelijk is → algemene prijs van tijd
Sparen: uitstellen van consumptie
→voordeel: levert rente op
→nadeel: niet direct genieten van consumentensurplus
Lenen: vervroegen van consumptie
→voordeel: direct genieten van consumentensurplus
→nadeel: je moet rente betalen
Waarom sparen of lenen?
- algemene prijs van tijd
- rente
Individuele prijs van tijd hoger dan rente: consumenten en producenten gaan lenen
Individuele prijs van tijd lager dan rente: consumenten en producenten gaan sparen
Consument gaat sparen: als de opbrengsten hiervan hoger zijn dan de kosten
Hoe sterker iemand risico-avers is, hoe hoger zijn individuele prijs van tijd
Intertemporele substitutie: verschuiven van consumptie door de tijd
, Paragraaf 3: inflatie
Waarom stijgen prijzen door te tijd / wat is de oorzaak van inflatie?
- groei van maatschappelijke geldhoeveelheid (centrale banken)
→hoe meer geld in omloop, hoe hoger de prijzen na verloop van tijd zullen zijn
Door een lage rente bij ECB:
➔ minder aantrekkelijk voor banken om hun geld hierop te zetten, wel om te lenen
➔ banken verlagen de rente om lenen aantrekkelijk te maken
➔ consumenten lenen meer en gaan meer uitgeven
Rente verlagen: economie stimuleren → mensen lenen meer en geven meer uit
Rente verhogen: economie afremmen → mensen sparen en geven minder uit
Monetair beleid: beleid waarmee centrale banken de economie proberen te beïnvloeden
Kredietkanaal: hoe het monetair beleid de economie beïnvloedt (als ECB rente verlaagt,
vergroot maatschappelijke geldhoeveelheid en stimuleert economische activiteit)
Prijsindexcijfer basisjaar: prijs van het product omzetten naar 100
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 𝑖𝑛 𝑣𝑒𝑟𝑔𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑖𝑛𝑔𝑠𝑗𝑎𝑎𝑟
Prijsindexcijfer:
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 𝑖𝑛 𝑏𝑎𝑠𝑖𝑠𝑗𝑎𝑎𝑟
CPI: 𝑤₁ 𝑥 𝑝₁ + 𝑤₂ 𝑥 𝑝₂ + …
w = wegingsfactor
p = prijsindexcijfer
Inflatie berekenen:
1. bepaling van het goederen mandje
2. bepaling van de wegingsfactoren
3. omzetting van prijzen in indexcijfers
4. berekening van de consumentenprijsindex (CPI)
5. berekening van inflatie: procentuele verandering in CPI
Paragraaf 4: rendement
𝑖𝑛𝑣𝑒𝑠𝑡𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔𝑠𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡
Rendement =
𝑖𝑛𝑣𝑒𝑠𝑡𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔
𝑥 100%
100% + 𝑛𝑜𝑚𝑖𝑛𝑎𝑎𝑙 𝑟𝑒𝑛𝑑𝑒𝑚𝑒𝑛𝑡
Reëel rendement =
𝐶𝑃𝐼
𝑥 100% − 100%
𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥𝑐𝑖𝑗𝑓𝑒𝑟 𝑛𝑜𝑚𝑖𝑛𝑎𝑎𝑙 𝑟𝑒𝑛𝑑𝑒𝑚𝑒𝑛𝑡
Indexcijfer reëel rendement =
𝐶𝑃𝐼
𝑥 100
Nominaal rendement: houdt geen rekening met inflatie
Reëel rendement: houdt wel rekening met inflatie
Geldillusie: mensen denken in nominale waarden ipv reële waarden
Hoofdstuk 1: de prijs van tijd
Paragraaf 1: tijd is geld
De factor tijd heeft waarde:
- producent: waarde van het producentensurplus
- consument: waarde van het consumentensurplus
De individuele prijs van tijd verschilt per persoon en hangt af van iemands tijdsvoorkeur
De algemene prijs van tijd is voor iedereen gelijk (rente)
Refirente = rentepercentage waartegen banken geld kunnen lenen bij centrale bank
Depositorente = rentepercentage waartegen banken geld kunnen sparen bij centrale bank
Het sparen van geld bij een bank kan nuttig zijn voor de economie in een land:
- als mensen thuis het geld opbergen, kan de bank geen geld uitgeven en kunnen
bedrijven niet investeren
Paragraaf 2: sparen en lenen
Intertemporele ruil: ruilen over de tijd
Vrij besteedbaar inkomen = netto inkomen - vaste lasten
De prijs van de tijd maakt het mogelijk om te ruilen over de tijd.
De factor tijd heeft een prijs: rente, die voor iedereen gelijk is → algemene prijs van tijd
Sparen: uitstellen van consumptie
→voordeel: levert rente op
→nadeel: niet direct genieten van consumentensurplus
Lenen: vervroegen van consumptie
→voordeel: direct genieten van consumentensurplus
→nadeel: je moet rente betalen
Waarom sparen of lenen?
- algemene prijs van tijd
- rente
Individuele prijs van tijd hoger dan rente: consumenten en producenten gaan lenen
Individuele prijs van tijd lager dan rente: consumenten en producenten gaan sparen
Consument gaat sparen: als de opbrengsten hiervan hoger zijn dan de kosten
Hoe sterker iemand risico-avers is, hoe hoger zijn individuele prijs van tijd
Intertemporele substitutie: verschuiven van consumptie door de tijd
, Paragraaf 3: inflatie
Waarom stijgen prijzen door te tijd / wat is de oorzaak van inflatie?
- groei van maatschappelijke geldhoeveelheid (centrale banken)
→hoe meer geld in omloop, hoe hoger de prijzen na verloop van tijd zullen zijn
Door een lage rente bij ECB:
➔ minder aantrekkelijk voor banken om hun geld hierop te zetten, wel om te lenen
➔ banken verlagen de rente om lenen aantrekkelijk te maken
➔ consumenten lenen meer en gaan meer uitgeven
Rente verlagen: economie stimuleren → mensen lenen meer en geven meer uit
Rente verhogen: economie afremmen → mensen sparen en geven minder uit
Monetair beleid: beleid waarmee centrale banken de economie proberen te beïnvloeden
Kredietkanaal: hoe het monetair beleid de economie beïnvloedt (als ECB rente verlaagt,
vergroot maatschappelijke geldhoeveelheid en stimuleert economische activiteit)
Prijsindexcijfer basisjaar: prijs van het product omzetten naar 100
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 𝑖𝑛 𝑣𝑒𝑟𝑔𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑖𝑛𝑔𝑠𝑗𝑎𝑎𝑟
Prijsindexcijfer:
𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑑𝑢𝑐𝑡 𝑖𝑛 𝑏𝑎𝑠𝑖𝑠𝑗𝑎𝑎𝑟
CPI: 𝑤₁ 𝑥 𝑝₁ + 𝑤₂ 𝑥 𝑝₂ + …
w = wegingsfactor
p = prijsindexcijfer
Inflatie berekenen:
1. bepaling van het goederen mandje
2. bepaling van de wegingsfactoren
3. omzetting van prijzen in indexcijfers
4. berekening van de consumentenprijsindex (CPI)
5. berekening van inflatie: procentuele verandering in CPI
Paragraaf 4: rendement
𝑖𝑛𝑣𝑒𝑠𝑡𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔𝑠𝑜𝑝𝑏𝑟𝑒𝑛𝑔𝑠𝑡
Rendement =
𝑖𝑛𝑣𝑒𝑠𝑡𝑒𝑟𝑖𝑛𝑔
𝑥 100%
100% + 𝑛𝑜𝑚𝑖𝑛𝑎𝑎𝑙 𝑟𝑒𝑛𝑑𝑒𝑚𝑒𝑛𝑡
Reëel rendement =
𝐶𝑃𝐼
𝑥 100% − 100%
𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥𝑐𝑖𝑗𝑓𝑒𝑟 𝑛𝑜𝑚𝑖𝑛𝑎𝑎𝑙 𝑟𝑒𝑛𝑑𝑒𝑚𝑒𝑛𝑡
Indexcijfer reëel rendement =
𝐶𝑃𝐼
𝑥 100
Nominaal rendement: houdt geen rekening met inflatie
Reëel rendement: houdt wel rekening met inflatie
Geldillusie: mensen denken in nominale waarden ipv reële waarden