PABO NatuurOnderwijs Inzichtelijk Hoofdstuk 2: samenvatting

Natuuronderwijs inzichtelijk H2: dieren
Kerndoel 40: De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren
onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.

Kerndoel 41: De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en
functie van hun onderdelen.

§2.1 Indeling van het dierenrijk
2.1.1 kenmerken
Het ligt er bij dieren aan wat voor kenmerken je gebruikt voor de indeling of classificatie.

Indeling van planten en dieren Carl Linnaeus (1707-1778)

 Kenmerken op basis van de mate van verwantschap
 Grove kenmerken onderscheiden hoofdgroepen
 Detailkenmerken onderscheiden soorten

Soort: een groep planten of dieren waarvan een mannelijk en vrouwelijk individu samen vruchtbare
nakomelingen kunnen krijgen.

De classificatiegroepen van Linnaeus:
 Rijk
 Stam/ hoofdafdeling
 Klasse
 Orde
 Familie
 Geslacht
 Soort

Ongewervelde dieren: Gewervelde dieren:
 Geleedpotigen  Kraakbeenvissen
 Weekdieren  Amfibieën
 Ringwormen  Reptielen
 Stekelhuidigen  Vogels
 Holtedieren  zoogdieren
 Sponzen

2.1.2 ongewervelde dieren
Geleedpotigen:
 Uitwendig skelet
 Poten met gewrichten
 Insecten
o Kop
o Borststuk met poten vleugels
o Achterlijf

, Weekdieren:
 Slakken met huisjes en schelpdieren
 Buikpotigen zoals de huisjesslakken en schelpdieren hebben een harde schelp en een
gespierde ‘voet’
 Koppotigen zoals de zeekat hebben een kleine inwendige schelp

Ringwormen:
 Regenworm
 Langwerpig lichaam met vele segmenten

Stekelhuidigen:
 Zeester en zee-egel
 Stekelig, hard kalkskelet
 5 identieke delen rond een schijf

Holtedieren:
 Symmetrisch lichaam met een centrale mond
 Netelcellen, miniharpoentjes waarmee ze hun prooien vangen

Sponzen:
 Water wordt door de spons gespoeld, voedingstoffen worden opgenomen

2.1.3 gewervelde dieren
Kraakbeen- en beenvissen:
 Haaien en roggen
 Kenmerken vissen:
o Ze leggen eieren, kuit
o Hun huid is bedekt met schubben
o Ze zijn koudbloedig
o Ze halen adem met kieuwen

Amfibieën:
 Kikkers, padden en salamanders
 Kenmerken amfibieën:
o Ze leggen eieren
o Ze hebben een dunne, slijmerige huid
o Ze zijn koudbloedig
o Eerst longen en dan kieuwen
o Halen adem via de huid

Reptielen:
 Hagedis, schildpad, slang
 Kenmerken reptielen:
o Ze leggen eieren
o Hun huid heeft hoornschubben
o Ze zijn koudbloedig
o Ze hebben longen
o Geen onderscheid tussen tanden en kieuwen