Fysiologie - LWK 2 HC Samenvatting
Leerdoelen
1. Je begrijpt hoe het onderdeel Nutrition 1.1 is opgebouwd en wat je hiervoor moet kennen en kunnen.
2. Je benoemt de verschillende niveaus waaruit het menselijk lichaam is opgebouwd.
3. Je benoemt de verschillende orgaanstelsels en hun functie en geeft hun plek in het lichaam aan
Literatuur
- Uit Anatomie en fysiologie van de mens: H.1 en H. 5
L2. Je benoemt de verschillende niveaus waaruit het menselijk lichaam is opgebouwd
L3. Je benoemt de verschillende orgaanstelsels en hun functie en geeft hun plek in het lichaam
aan
- Fysiologie = hoe werkt het lichaam? Wat is de functie?
- Anatomie = hoe is het lichaam opgebouwd?
- Opbouw Organisme
o Cel -> Weefsel -> Orgaan -> Orgaanstelsel -> Organisme
- Cel
o Ongeveer 60 biljard cellen in menselijk lichaam.
o Basisbouwsteen en stofwisselingseenheid.
o Vorm afhankelijk van functie.
§ Zenuwcellen -> functie: prikkels doorgeven.
§ Darmcellen -> functie: voedingstoffen opnemen.
§ Andere soorten cellen: bloedcellen, spiercellen, botcellen, kraakbeencellen,
wangslijmvliescellen en dekcellen (beschermlaag).
o Een groep cellen met dezelfde functie vormen samen -> Weefsel.
o Wat hebben cellen nodig?
§ Brandstof = om te kunnen functioneren; koolhydraten, vetten en eiwitten.
§ Bouwstoffen = onderhoud/aanmaak/herstel van cellen; water (cellen hebbene en
waterige omgeving nodig), eiwitten, vetten en mineralen.
§ Zuurstof = nodig voor celverbranding; zuurstof en glucose worden omgezet in
energie, water en koolzuurgas (CO2)
- Weefsel
= verzameling cellen met dezelfde functie
= groep cellen + tussencelstof (matrix)
o Bv. Spiercellen maken spierweefsel.
o Histologie = weefselleer.
o 4 soorten:
1. Dekweefsel (epitheel)
= bescherming/transport stoffen
• Bedekt uitwendig oppervlakte
• Bekleed inwendige transportbuizen en
compartimenteren.
• Vormen klierproducten
ð Beschermt en transporteert stoffen
1
, 2. Steunweefsel
= verbinden, beschermen, verzorgen lichaam/organen.
• Geef steun a/h lichaam
• Energieopslag
• Opvullen van inwendige ruimtes
ð Verbind, ondersteund en verzorgt
3. Spierweefsel
= beweging
• Trekt samen en brengt zo beweging te weeg.
4. Zenuwweefsel
= impulsgeleiding
• Geleidt elektrische impulsen
• Voorgeleiding informatie van hersenen naar het lichaam en andersom.
- Orgaan
= geheel van weefsels die één of meerdere functies hebben/uitvoeren.
o Bv. Verschillende weefsels samen vormen de huid.
- Orgaanstelsel
= geheel van organen die samenwerken om een bepaalde functie uit te oefenen.
o Bv. Het ademhalingsstelsel: de luchtpijp, strottenhoofd en longen.
- Organisme
o Bestaat uit verschillende orgaanstelsels/functiesystemen (11):
1. Bot-/beenderstelsel (stevigheid)
2. Zenuwstelsel (geleiden elektrische impulsen)
3. Bloedvatenstelsel (transport bloed)
4. Ademhalingsstelsel (opname zuurstof/afgifte CO2)
5. Verteringsstelsel (voedsel verteren)
6. Spierstelsel (beweging)
7. Urinestelsel
8. Hormoonstelsel
9. Lymfestelsel
10. Voortplantingstelsel
11. Huid
2
, - Homeostase (zelfregulering)
= proces waarbij een organisme de samenstelling van het interne milieu in evenwicht houdt,
ongeacht de omgeving.
o Interne milieu = bestaat uit chemische en fysische processen.
- 2 Regulatiesystemen:
1. Zenuwstelsel
2. Hormonalestelsel
3
Leerdoelen
1. Je begrijpt hoe het onderdeel Nutrition 1.1 is opgebouwd en wat je hiervoor moet kennen en kunnen.
2. Je benoemt de verschillende niveaus waaruit het menselijk lichaam is opgebouwd.
3. Je benoemt de verschillende orgaanstelsels en hun functie en geeft hun plek in het lichaam aan
Literatuur
- Uit Anatomie en fysiologie van de mens: H.1 en H. 5
L2. Je benoemt de verschillende niveaus waaruit het menselijk lichaam is opgebouwd
L3. Je benoemt de verschillende orgaanstelsels en hun functie en geeft hun plek in het lichaam
aan
- Fysiologie = hoe werkt het lichaam? Wat is de functie?
- Anatomie = hoe is het lichaam opgebouwd?
- Opbouw Organisme
o Cel -> Weefsel -> Orgaan -> Orgaanstelsel -> Organisme
- Cel
o Ongeveer 60 biljard cellen in menselijk lichaam.
o Basisbouwsteen en stofwisselingseenheid.
o Vorm afhankelijk van functie.
§ Zenuwcellen -> functie: prikkels doorgeven.
§ Darmcellen -> functie: voedingstoffen opnemen.
§ Andere soorten cellen: bloedcellen, spiercellen, botcellen, kraakbeencellen,
wangslijmvliescellen en dekcellen (beschermlaag).
o Een groep cellen met dezelfde functie vormen samen -> Weefsel.
o Wat hebben cellen nodig?
§ Brandstof = om te kunnen functioneren; koolhydraten, vetten en eiwitten.
§ Bouwstoffen = onderhoud/aanmaak/herstel van cellen; water (cellen hebbene en
waterige omgeving nodig), eiwitten, vetten en mineralen.
§ Zuurstof = nodig voor celverbranding; zuurstof en glucose worden omgezet in
energie, water en koolzuurgas (CO2)
- Weefsel
= verzameling cellen met dezelfde functie
= groep cellen + tussencelstof (matrix)
o Bv. Spiercellen maken spierweefsel.
o Histologie = weefselleer.
o 4 soorten:
1. Dekweefsel (epitheel)
= bescherming/transport stoffen
• Bedekt uitwendig oppervlakte
• Bekleed inwendige transportbuizen en
compartimenteren.
• Vormen klierproducten
ð Beschermt en transporteert stoffen
1
, 2. Steunweefsel
= verbinden, beschermen, verzorgen lichaam/organen.
• Geef steun a/h lichaam
• Energieopslag
• Opvullen van inwendige ruimtes
ð Verbind, ondersteund en verzorgt
3. Spierweefsel
= beweging
• Trekt samen en brengt zo beweging te weeg.
4. Zenuwweefsel
= impulsgeleiding
• Geleidt elektrische impulsen
• Voorgeleiding informatie van hersenen naar het lichaam en andersom.
- Orgaan
= geheel van weefsels die één of meerdere functies hebben/uitvoeren.
o Bv. Verschillende weefsels samen vormen de huid.
- Orgaanstelsel
= geheel van organen die samenwerken om een bepaalde functie uit te oefenen.
o Bv. Het ademhalingsstelsel: de luchtpijp, strottenhoofd en longen.
- Organisme
o Bestaat uit verschillende orgaanstelsels/functiesystemen (11):
1. Bot-/beenderstelsel (stevigheid)
2. Zenuwstelsel (geleiden elektrische impulsen)
3. Bloedvatenstelsel (transport bloed)
4. Ademhalingsstelsel (opname zuurstof/afgifte CO2)
5. Verteringsstelsel (voedsel verteren)
6. Spierstelsel (beweging)
7. Urinestelsel
8. Hormoonstelsel
9. Lymfestelsel
10. Voortplantingstelsel
11. Huid
2
, - Homeostase (zelfregulering)
= proces waarbij een organisme de samenstelling van het interne milieu in evenwicht houdt,
ongeacht de omgeving.
o Interne milieu = bestaat uit chemische en fysische processen.
- 2 Regulatiesystemen:
1. Zenuwstelsel
2. Hormonalestelsel
3