INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 2: HET LEESPROCES .................................................................................................................... 2
2.1 LEZEN ALS INFORMATIEVERWERKING (OB) .............................................................................................................. 2
2.2 LEESSTRATEGIEËN (OB) ....................................................................................................................................... 2
2.3 FLEXIBEL GEBRUIK VAN LEESSTRATEGIEËN (OB) ........................................................................................................ 3
2.4 DEELVAARDIGHEDEN VAN HET LEZEN (OB) .............................................................................................................. 3
2.5 VOORDRACHTSASPECTEN VAN HET LEZEN (BB)......................................................................................................... 3
Potentiële Toetsvragen / vragen die ik fout had ............................................................................................. 3
HOOFDSTUK 3: GELETTERDHEID BIJ PEUTERS EN KLEUTERS (OB) .................................................................... 4
3.1 DE LEESONTWIKKELING BIJ PEUTERS EN KLEUTERS ..................................................................................................... 4
3.2 BEPALENDE FACTOREN VOOR DE LEESONTWIKKELING ................................................................................................. 4
3.3 STIMULEREN VAN ONTLUIKENDE GELETTERDHEID BIJ PEUTERS...................................................................................... 5
3.4 STIMULEREN VAN BEGINNENDE GELETTERDHEID BIJ KLEUTERS...................................................................................... 5
3.5 TAALMETHODEN VOOR KLEUTERS .......................................................................................................................... 6
3.6 ZELFONTDEKKEND LEREN LEZEN ............................................................................................................................. 6
HOOFDSTUK 4: DOELSTELLINGEN EN LEERSTOFORDENING (OB + BB) ............................................................. 7
4.1 DOELSTELLINGEN AANVANKELIJK EN VOORTGEZET TECHNISCH LEZEN (OB + BB) ............................................................. 7
4.1.1 | tussendoelen beginnende geletterdheid (OB) ..................................................................................... 7
4.1.2 | tussendoelen gevorderde geletterdheid (BB) ...................................................................................... 7
4.2 LEERSTOFORDENING BIJ AANVANKELIJK LEZEN (OB) .................................................................................................. 7
4.3 LEERSTOFORDENING BIJ VOORTGEZET TECHNISCH LEZEN (BB) ..................................................................................... 8
Potentiële Toetsvragen / vragen die ik fout had ............................................................................................. 8
HOOFDSTUK 5: INSTRUCTIE (BB)..................................................................................................................... 9
5.3 UITGANGSPUNTEN VOOR INSTRUCTIE BIJ HET TECHNISCH LEZEN ................................................................................... 9
5.4 INSTRUCTIEPRINCIPES BIJ HET TECHNISCH LEZEN ........................................................................................................ 9
5.5 INSTRUCTIEMODELLEN......................................................................................................................................... 9
Potentiële Toetsvragen / vragen die ik fout had ............................................................................................. 9
HOOFDSTUK 6: WERKVORMEN EN HULPMIDDELEN (BB) .............................................................................. 10
6.1 GROEPERINGSVORMEN BIJ HET LEESONDERWIJS ..................................................................................................... 10
6.2 OEFENVORMEN BIJ HET AANVANKELIJK EN TECHNICH LEZEN ...................................................................................... 10
6.3 HULPMIDDELEN BIJ HET LEESONDERWIJS ............................................................................................................... 11
6.4 ICT ALS HULPMIDDEL BIJ HET LEESONDERWIJS ........................................................................................................ 11
HOOFDSTUK 7: EVALUATIE VAN HET LEESONDERWIJS (BB) .......................................................................... 12
7.4 TOETSEN VAN LEESVAARDIGHEID ......................................................................................................................... 12
7.5 ANALYSEREN VAN TOETSGEGEVENS ...................................................................................................................... 12
HOOFDSTUK 9: METHODEN EN LEERGANGEN............................................................................................... 13
9.2 MODERNE METHODEN VOOR AANVANKELIJK LEZEN (OB) ......................................................................................... 13
9.3 METHODE VOOR VOORGEZET TECHNISCH LEZEN (BB) .............................................................................................. 13
© Lori-Lisa van Gelder 1
, SAMENVATTING Aanvankelijk & Technisch Lezen
HOOFDSTUK 2: HET LEESPROCES
2.1 LEZEN ALS INFORMATIEVERWERKING (OB)
• Lezer gebruikt verschillende niveaus van informatieverwerking om een woord of tekst te lezen
Niveau Kenmerk Voorbeeld
1. Visueel Lezer herkent letters en woorden aan speciale vorm van letters Aap, noot, mies
en combi van letters. Gebruik van alfabetisch schriftsysteem
waarin fonemen (spraakklanken) en grafemen (schriftelijke
weergaven van klanken) een rol spelen
• Beginnende lezer: leest vooral losse letters
• Geoefende lezer: leest grotere gehelen
2. Morfologisch Lezer gebruikt zijn kennis van opbouw van woorden Vertrouwelijk à
herkennen van trouw
3. Semantisch Lezer gebruikt de betekenis van het woord voor het lezen Geef hem een schop
4. Syntactisch Lezer legt relaties tussen woorden, woordgroepen en zinnen om Zo is het fijn, het is zo
woorden te decoderen fijn.
Vier modelen over lezen
1. Bottom-up model à lezer begint met waarnemen op visuele niveau. Eerst letters, daarna opbouw
van woorden (morfologisch) en woordgroepen en daarna wordt er betekenis (semantisch) toegekend.
2. Top-down model à voorspellen, daarna checken of het klopt. Leesprocessen starten op de hogere
informatieniveaus. Gaat over voorspellen, selecteren en toetsen.
3. Interactiemodel à combinatie van bovenstaande
modellen.
4. Fonologisch coherentiemodel à geheugen speelt
belangrijke rol: in netwerk met knopen zit kennis van
spraakklanken (foneemknopen), letters (letterknopen en
woordbetekenissen (semantische knopen) opgeslagen. Bij
het lezen is er een wisselwerking tussen info.
2.2 LEESSTRATEGIEËN (OB)
• Leesstrategie à manier die lezer gebruikt om tekst te ontcijferen
Niveau Kenmerk Hoort bij niveau:
1. Elementaire = Eerste manier die lln leren Visueel:
leeshandeling 1a. Werken volgens leesrichting /m/ /aa/ /n/, /maan/
1b. Visuele analyse in grafemen
1c. Koppelen van foneem aan grafeem
1d. Fonemen op volgorde onthouden
2. Auditieve synthese (plakken)
3. Betekenis geven
2. Lezen mbv clusters en = Verkorting van elementaire leeshandeling, de lln Visueel:
spellingspatronen herkennen bepaalde lettercombi’s. Oefenen met /m/ /aan/, /maan/
wisselrijtjes helpt hierbij
3. Lezen mbv visuele = Directe woordherkenning, woord is opgeslagen in Visueel:
woordvorm geheugen, wordt direct opgeroepen /Yvonne/
4. Lezen mbv = morfemen (letters of combiletters die iets Morfologisch:
morfologische analyse betekenen) worden gebruikt, zoals bij voorvoegsels en Be-hulp-zaam
achtervoegsels
5. Lezen mbv context = Gebruik van grammaticale kennis van zinsstructuren Semantisch &
(syntaxis) en betekenis (semantiek). Lln raadt wat syntactisch
komen gaat Ze bibberden van …
© Lori-Lisa van Gelder 2