Politiek en politicologie
Hoofdstuk 1 tm 9 (zonder H2)
Hoofdstuk 1. Problemen, politiek en politicologie
Politiek:
Een situatie waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn.
Politiek probleem:
Een ongewenste en veranderbare situatie, waarbij de overheid betrokken is of zou moeten
zijn.
Objectief: feitelijk
Subjectief: persoonlijke ervaring
Onenigheid ontstaat in verschillen in normen en hoe je aankijkt tegen de rol van de
overheid.
Collectieve- actieproblemen:
Het eigenbelang van elk individu conflicteert met het eigenbelang van ieder ander individu.
Elk individu zal zijn eigen belang nastreven.
Free- riders:
Profiteren van collectieve goederen.
Oplossen collectieve- actieproblemen:
- Overheidsingrijpen
- Free- riders verkleinen
- Moraal
Theoretische politicologie:
Zuivere theorieën
Trias politica = functies van de staat aan 3 machten worden overgedragen
- Wetgeving
- Uitvoering
- Rechtspraak
Emperische politicologie:
Richt zich op het toetsen van theorieën aan feitelijke gegevens
Normatieve politicologie:
Richt zich op het vraagstuk van de gewenste politieke orde. Hoe moet de samenleving
eruitzien?
Politieke filosofie
, Trickle-down-effect:
De rijken zijn ten goede van de armen.
Rijken -> investeringen -> iedereen profiteert
Ongelijke inkomens -> economische prikkel -> harder werken om meer te verdienen -> totale
welvaart stijgt
Vergelijkende politicologie:
Analyseert politieke verschijnselen door te vergelijken naar tijd en/of plaats
Hoofdstuk 2. Bestuur, overheid en markt
Staat:
Organisatie binnen een bepaald grondgebied die het legitieme geweldsmonopolie bezit.
Interne soevereiniteit:
Het staatsgezag is het hoogste gezag binnen de staat.
Externe soevereiniteit:
Het staatsgezag is niet ondergeschikt aan het gezag van andere staten.
Overheid:
De algemeen erkende leiding van de staat, belast met het hoogste gezag.
Nationale staat:
Staat en natie. Natie verwijst naar een historische gegroeide gemeenschap van mensen.
Nationalisme: het streven naar het samenvallen van staat en natie.
Rechtsstaat:
- Machtenscheiding met onafhankelijke rechters
- Overheid aan regels verbonden
- Burgers hebben individuele rechten
- Uitoefenen van geweld aan termijn verbonden
Verzorgingsstaat:
- De overheid streeft naar een verbetering van welvaart en welzijn van de burgers
- Garanderen basisbestaan
- Bevordering van het collectief belang
- Waarborgen van de rechtsorde
- Compenseren van de markt
Allocatiefunctie:
Mensen met een hoger inkomen betalen meer belasting dan mensen met een lager
inkomen.
Hoofdstuk 1 tm 9 (zonder H2)
Hoofdstuk 1. Problemen, politiek en politicologie
Politiek:
Een situatie waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn.
Politiek probleem:
Een ongewenste en veranderbare situatie, waarbij de overheid betrokken is of zou moeten
zijn.
Objectief: feitelijk
Subjectief: persoonlijke ervaring
Onenigheid ontstaat in verschillen in normen en hoe je aankijkt tegen de rol van de
overheid.
Collectieve- actieproblemen:
Het eigenbelang van elk individu conflicteert met het eigenbelang van ieder ander individu.
Elk individu zal zijn eigen belang nastreven.
Free- riders:
Profiteren van collectieve goederen.
Oplossen collectieve- actieproblemen:
- Overheidsingrijpen
- Free- riders verkleinen
- Moraal
Theoretische politicologie:
Zuivere theorieën
Trias politica = functies van de staat aan 3 machten worden overgedragen
- Wetgeving
- Uitvoering
- Rechtspraak
Emperische politicologie:
Richt zich op het toetsen van theorieën aan feitelijke gegevens
Normatieve politicologie:
Richt zich op het vraagstuk van de gewenste politieke orde. Hoe moet de samenleving
eruitzien?
Politieke filosofie
, Trickle-down-effect:
De rijken zijn ten goede van de armen.
Rijken -> investeringen -> iedereen profiteert
Ongelijke inkomens -> economische prikkel -> harder werken om meer te verdienen -> totale
welvaart stijgt
Vergelijkende politicologie:
Analyseert politieke verschijnselen door te vergelijken naar tijd en/of plaats
Hoofdstuk 2. Bestuur, overheid en markt
Staat:
Organisatie binnen een bepaald grondgebied die het legitieme geweldsmonopolie bezit.
Interne soevereiniteit:
Het staatsgezag is het hoogste gezag binnen de staat.
Externe soevereiniteit:
Het staatsgezag is niet ondergeschikt aan het gezag van andere staten.
Overheid:
De algemeen erkende leiding van de staat, belast met het hoogste gezag.
Nationale staat:
Staat en natie. Natie verwijst naar een historische gegroeide gemeenschap van mensen.
Nationalisme: het streven naar het samenvallen van staat en natie.
Rechtsstaat:
- Machtenscheiding met onafhankelijke rechters
- Overheid aan regels verbonden
- Burgers hebben individuele rechten
- Uitoefenen van geweld aan termijn verbonden
Verzorgingsstaat:
- De overheid streeft naar een verbetering van welvaart en welzijn van de burgers
- Garanderen basisbestaan
- Bevordering van het collectief belang
- Waarborgen van de rechtsorde
- Compenseren van de markt
Allocatiefunctie:
Mensen met een hoger inkomen betalen meer belasting dan mensen met een lager
inkomen.